3.2 Het gaat in deze zaak om de vraag welke rechtsgevolgen zijn verbonden aan een conservatoir beslag op een registergoed, dat is gelegd en ingeschreven nadat de koop van dat registergoed op de voet van art. 7:3 lid 1 BW is ingeschreven. Daarbij gaat het niet om de bescherming van de koper wiens koop is ingeschreven, tegen wie ingevolge het derde lid onder f van dat artikel een later ingeschreven (conservatoir) beslag niet kan worden ingeroepen, maar om de vraag of de beslaglegger na de levering van het registergoed aan de koper recht kan doen gelden op de koopsom. ABN AMRO heeft aan haar hiervoor onder 1 vermelde vordering ten grondslag gelegd dat zij als beslaglegger recht had in de verkoopopbrengst te delen, en dat [verweerder] onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door de restant koopsom aan [betrokkene 1] en [betrokkene 2] uit te keren, in plaats van deze onder zich te houden ten behoeve van ABN AMRO. De rechtbank heeft de vordering afgewezen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd en daartoe het volgende overwogen:
"2.4 De grieven keren zich tegen voormelde overwegingen van de rechtbank en lenen zich voor gezamenlijke bespreking. Partijen zijn verdeeld over de vraag welk het rechtsgevolg is van het na de inschrijving van de koopovereenkomst in het register als bedoeld in art. 7:3 BW ten laste van de verkoper op de te leveren onroerende zaak gelegd (conservatoir) beslag, waarbij de beschermende werking van die inschrijving ten aanzien van de koper niet in het geding is.
2.5 Ter bescherming van de koper van een registergoed, zoals het onderhavige erfpachtrecht, kan onder voorwaarden de koop worden ingeschreven in het register. Tegen de koper kan niet meer worden ingeroepen een executoriaal of conservatoir beslag waarvan het proces-verbaal in het openbaar register is ingeschreven nà de inschrijving van de koop. Daarmee wordt voorkomen dat een beslag op de verkochte zaak na het totstandkomen van de koopovereenkomst de afwikkeling van de overeenkomst frustreert. Deze bescherming verliest met terugwerkende kracht haar werking indien niet binnen zes maanden na de inschrijving van de koop in het register het goed wordt geleverd. Voor de beoordeling van de zaak is van belang dat niet in geding is dat (i) de koop onder de juiste voorwaarden in het register is ingeschreven, (ii) het proces-verbaal van beslaglegging in het register is ingeschreven nadat de koop is ingeschreven en (iii) dat de levering van het goed heeft plaatsgevonden binnen zes maanden na de inschrijving van de koop. Hieruit volgt dat de onroerende zaak na de inschrijving van de koop in het register niet meer voor uitwinning ten laste van de verkopers geschikt is geweest en dat het beslag op de onroerende zaak dan ook geen doel heeft getroffen.
2.6 ABN-AMRO betoogt dat - hoewel zij erkent dat het beslag in zakenrechtelijke zin de zaak volgt - desondanks het beslag rechtsgevolgen heeft jegens de verkopers en dat ABN-AMRO om deze reden dient mee te delen in het restant van de koopsom na voldoening aan de hypotheekhouder en eventuele andere bij voorrang te voldoene schuldeisers. De zorgplicht van [verweerder] als notaris brengt mee dat hij niet voorbij mocht gaan aan het door ABN-AMRO ten laste van de verkopers gelegde beslag. [Verweerder] had de restant koopsom onder zich moeten houden tot dat meer duidelijkheid zou zijn ontstaan over de gerechtigdheid tot dit geld. Door tot onverwijlde uitkering over te gaan heeft [verweerder] de zorgplicht jegens ABN-AMRO geschonden en onrechtmatig jegens haar gehandeld.
2.7 Dit betoogt faalt voor zover het is gestoeld op de gedachte dat het onroerend goed ondanks de inschrijving van de koop in de registers nog geschikt zou zijn voor uitwinning ten laste van de verkopers. Die inschrijving - gevolgd door tijdige levering - onttrekt het onroerend goed nu juist aan die uitwinning. Voor zover ABN-AMRO wil betogen dat het beslag desondanks moet worden beschouwd als een geslaagde uitwinning voor wat betreft de koopsom, miskent zij dat het beslag op het onroerend goed niet tevens is een beslag onder de notaris op de koopsom. Gelijk ABN-AMRO erkent, kan van conversie van het ene beslag naar het andere geen sprake zijn. Dat de beslaglegger van vòòr de inschrijving van de koopovereenkomst in het register wel deelt in de opbrengst (de koopsom) is het gevolg van de omstandigheid dat wel een geslaagde uitwinning van het onroerend goed had kunnen plaatsvinden, hetgeen in het onderhavige geval echter niet aan de orde is.
2.8 Geen rechtsregel tast de verplichting van de notaris aan om het restant van de koopsom aan de verkoper uit te keren als de hypotheekhouder en beslagleggers ten behoeve van wie is uitgewonnen of die konden uitwinnen zijn voldaan. Een zorgplicht van de notaris zoals door ABN-AMRO bepleit valt niet af te leiden, ook niet naar analogie, uit de artikelen 551 Rv en 3:268 BW. ABN-AMRO miskent dat beide genoemde artikelen handelen over de schuldeisers die doeltreffend beslag hebben gelegd, terwijl de aard van die regelingen zich verzetten tegen een extensieve interpretatie, in dier voege dat beslag dat geen doel heeft getroffen alsnog als doeltreffend zou moeten worden behandeld. Dat ABN-AMRO een andere - en dus onjuiste - interpretatie van het recht op dit punt voorstaat, maakt niet dat [verweerder] onzorgvuldig jegens ABN-AMRO heeft gehandeld door zijn verplichting tot uitkering aan de verkopers na te komen ondanks de wetenschap van een beweerdelijke vordering van de Bank.
2.9 De grieven die alle van andere opvattingen uitgaan falen."