ECLI:NL:HR:2009:BG6440

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/00244
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en vorderingen na verkoop adviespraktijk

In deze zaak gaat het om een geschil tussen eiser en verweerder na de verkoop van een adviespraktijk. Verweerder heeft eiser gedagvaard voor de rechtbank Zwolle-Lelystad, waarbij hij vorderingen heeft ingesteld tot levering van een pand en schadevergoeding wegens toerekenbare tekortkomingen in de nakoming van eerdere overeenkomsten. De rechtbank heeft de vorderingen van verweerder afgewezen, waarna verweerder hoger beroep heeft ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem. In hoger beroep heeft verweerder zijn eis gewijzigd en opnieuw vorderingen ingesteld, waaronder de levering van het pand en schadevergoeding wegens onrechtmatig handelen van eiser. Het hof heeft de vorderingen van verweerder niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep en het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, maar heeft eiser wel veroordeeld tot schadevergoeding wegens onrechtmatig handelen. Eiser heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie verworpen, waarbij de klachten in de middelen niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad heeft eiser ook in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld.

Uitspraak

20 februari 2009
Eerste Kamer
08/00244
RM/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties
[Verweerder] heeft bij exploot van 13 april 2004 [eiser] gedagvaard voor de rechtbank Zwolle-Lelystad en, kort gezegd, veroordeling van [eiser] gevorderd tot levering van het pand in kwestie aan de [a-straat 1] te [plaats], subsidiair tot vergoeding van de door [verweerder] geleden schade als gevolg van de toerekenbare tekortkomingen in de nakoming van de overeenkomsten van 16 en 17 december 2002, nader op te maken bij staat.
[Eiser] heeft de vorderingen bestreden.
De rechtbank heeft, na tussenvonnissen van 18 augustus 2004 en 15 juni 2005, bij eindvonnis van 28 december 2005 de vorderingen van [verweerder] afgewezen.
Tegen deze vonnissen van de rechtbank heeft [verweerder] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem. In hoger beroep heeft hij zijn eis gewijzigd en gevorderd, kort gezegd, dat het hof de bestreden vonnissen zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende,
primair: [eiser] zal veroordelen om binnen 72 uur na betekening van het door het hof in deze te wijzen arrest mede te werken aan de levering van het pand,
- subsidiair [eiser] zal veroordelen tot vergoeding van de door [verweerder] geleden schade nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet als gevolg van zijn toerekenbare tekortkoming in de nakoming van zijn verplichtingen, volgend uit de overeenkomst van 16 (en/of 17) december 2002, en/of die van 16 december 1996 en/of die van 12 maart 1993, alsook uit hoofde van onrechtmatig handelen door het verzenden van onjuiste facturen en innen van gelden zonder hiervan afdracht te doen aan [verweerder], een en ander conform de aangifte van 6 september 2003;
- meer subsidiair [eiser] zal veroordelen tot vergoeding van de door [verweerder] geleden schade nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet als gevolg van onrechtmatig handelen jegens [verweerder] door een overeenkomst aan te gaan (kennelijk) met de bedoeling deze achteraf te (doen) vernietigen met een beroep op art. 1:88 lid 1 sub a BW.
Bij arrest van 28 augustus 2007 heeft het hof:
- [verweerder] niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep van de vonnissen van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 18 augustus 2004 en 15 juni 2005;
- het vonnis van die rechtbank van 28 december 2005 bekrachtigd;
- rechtdoende op de in hoger beroep vermeerderde eis:
[eiser] veroordeeld wegens zijn onrechtmatig handelen als overwogen onder rov. 4.18 en 4.19 tot betaling van schadevergoeding aan [verweerder] nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
- [eiser] niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot opheffing en doorhaling van het conservatoire beslag op de aan [eiser] toebehorende woning;
- het meer of anders gevorderde afgewezen.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerder] is verstek verleend.
De zaak is voor [eiser] toegelicht door zijn advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot verwerping van het beroep met toepassing van art. 81 RO.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en W.A.M. van Schendel, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 20 februari 2009.