ECLI:NL:HR:2009:BG6450
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over procesrecht en hoor en wederhoor in Antillenzaak
In deze zaak, die voor de Hoge Raad der Nederlanden is gebracht, betreft het een geschil tussen [eiseres] en CORAL ESTATE RESORT DEVELOPMENT N.V. (CERD) over een vordering tot betaling. [Eiseres] had op 4 december 2003 een verzoekschrift ingediend bij het gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, waarin zij CERD verzocht om op verkorte termijn een door het gerecht te bepalen bedrag te betalen. CERD heeft de vordering bestreden en in reconventie een schadevergoeding geëist wegens onrechtmatig handelen van [eiseres]. Het gerecht heeft in een tussenvonnis van 31 mei 2004 de reconventionele vordering afgewezen en na meerdere tussenvonnissen, waarin een deskundige werd benoemd, heeft het gerecht op 13 maart 2006 de vordering in conventie afgewezen.
Hierop heeft [eiseres] hoger beroep ingesteld bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba. Het hof heeft op 23 januari 2007 het vonnis van het gerecht bevestigd. Tegen dit vonnis heeft [eiseres] cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent, die strekte tot verwerping van het beroep, in overweging genomen. De advocaat van [eiseres] heeft hierop gereageerd.
De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en [eiseres] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van CERD zijn begroot op € 2.096,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in het middel niet tot cassatie konden leiden, en dat nadere motivering niet nodig was, gezien artikel 81 RO, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.