ECLI:NL:HR:2009:BG6541
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Loman
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen arrest Gerechtshof Arnhem inzake belaging
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, dat op 5 april 2007 werd gewezen in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van belaging. De verdachte, geboren in 1966, had zich schuldig gemaakt aan herhaaldelijke toenaderingen tot het slachtoffer, wat leidde tot de beschuldiging van stelselmatige belaging. De verdediging voerde aan dat de toenaderingen niet voldoende frequent waren om van stelselmatigheid te kunnen spreken en dat het sms-gedrag van de verdachte niet wederrechtelijk was, omdat het slachtoffer niet had aangegeven dat zij niet gediend was van de contacten. Deze verweren werden echter weerlegd door de bewijsmiddelen die in de zaak aanwezig waren.
De Hoge Raad, onder leiding van vice-president A.J.A. van Dorst, heeft op 10 februari 2009 uitspraak gedaan. De Hoge Raad oordeelde dat het middel van cassatie niet kon leiden tot cassatie, en dat er geen nadere motivering nodig was, gezien artikel 81 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie (RO). De Hoge Raad verwerpt het beroep, waarmee de eerdere uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft. Dit arrest is van belang voor de rechtsontwikkeling en de rechtseenheid, omdat het de criteria voor stelselmatige belaging verduidelijkt en de rol van de bewijsmiddelen in dergelijke zaken benadrukt.