ECLI:NL:HR:2009:BG9155
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Cassatie over poging tot diefstal met braak en begin van uitvoering
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, waarin de verdachte werd beschuldigd van poging tot diefstal met braak. De feiten dateren van 13 maart 2006, toen de verdachte samen met anderen een winkel in Millingen aan de Rijn wilde beroven. De verdachte en zijn mededaders waren met een auto naar de winkel gereden en hadden zich voorbereid om in te breken. Echter, op het moment dat zij hun plan wilden uitvoeren, werden zij afgeschrikt door een licht dat in een nabijgelegen woning aanging, waarna zij snel wegredden. Het Hof had geoordeeld dat er sprake was van een begin van uitvoering van de diefstal, wat de verdachte betwistte in zijn cassatieberoep.
De Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het Hof niet getuigde van een onjuiste rechtsopvatting. De gedragingen van de verdachte waren naar hun uiterlijke verschijningsvorm gericht op de voltooiing van het voorgenomen misdrijf. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak echter wel voor wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, omdat de redelijke termijn van art. 6, eerste lid, EVRM was overschreden. De gevangenisstraf werd verminderd tot drie maanden en drie weken. De Hoge Raad verwierp de overige middelen van cassatie, waardoor de uitspraak van het Hof in stand bleef, met uitzondering van de strafmaat.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 3 maart 2009.