ECLI:NL:HR:2009:BG9198
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de toepassing van artikel 63 en 27 van het Wetboek van Strafrecht in verband met buitenlandse veroordeling en overleveringsdetentie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 31 maart 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1955 en ten tijde van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Veenhuizen', had beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling. De advocaat van de verdachte, mr. G. Spong, stelde middelen van cassatie voor. De Advocaat-Generaal Machielse concludeerde dat de Hoge Raad zou moeten bevelen dat de tijd doorgebracht in overleveringsdetentie in mindering zou worden gebracht op de opgelegde straf.
De Hoge Raad oordeelde dat de bestreden uitspraak van het Hof vernietigd moest worden, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad stelde vast dat de tijd die de verdachte in detentie had doorgebracht in het buitenland als gevolg van een Nederlands verzoek om overlevering, niet in aanmerking was genomen door het Hof. Dit leidde tot de beslissing om de opgelegde gevangenisstraf te verminderen tot zes jaar en zes maanden.
Daarnaast oordeelde de Hoge Raad dat de redelijke termijn van artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) in de cassatiefase was overschreden, wat ook aanleiding gaf tot een vermindering van de straf met zes maanden. De Hoge Raad deed wat het Hof had behoren te doen en verwerpt het beroep voor het overige.