ECLI:NL:HR:2009:BG9908

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C07/091HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de omvang van de rechtsstrijd in hoger beroep

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 maart 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [eiser] en ING Bank N.V. De zaak begon met een dagvaarding door de bank op 11 juli 2003, waarin zij [eiser] verzocht werd te betalen een bedrag van € 78.516,37, vermeerderd met rente en kosten. [Eiser] heeft de vordering bestreden, waarna de rechtbank Roermond op 10 maart 2004 de vordering toewijsde. Hierop heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Het hof heeft na een tussenarrest op 19 april 2005, waarin [eiser] tot bewijs werd toegelaten, bij eindarrest van 24 oktober 2006 het vonnis van de rechtbank bekrachtigd. Tegen zowel het tussen- als het eindarrest heeft [eiser] cassatie ingesteld.

De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak de klachten van [eiser] in de middelen beoordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden. Dit oordeel werd onderbouwd met de overweging dat, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering nodig was, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad heeft het beroep van [eiser] verworpen en hem veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de bank zijn begroot op € 2.426,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De uitspraak is openbaar gedaan door de raadsheer E.J. Numann, en de zaak is behandeld door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, J.C. van Oven en W.A.M. van Schendel.

Uitspraak

13 maart 2009
Eerste Kamer
Nr. C07/091HR
RM/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
ING BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. J.A.M.A. Sluysmans.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en de bank.
1. Het geding in feitelijke instanties
De bank heeft bij exploot van 11 juli 2003 [eiser] gedagvaard voor de rechtbank Roermond en gevorderd, kort gezegd, [eiser] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 78.516,37, met rente en kosten.
[Eiser] heeft de vordering bestreden.
De rechtbank heeft bij vonnis van 10 maart 2004 de vordering toegewezen.
Tegen dit vonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Na een tussenarrest van 19 april 2005, waarbij [eiser] tot bewijs is toegelaten, heeft het hof bij eindarrest van 24 oktober 2006 het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen zowel het tussen- als het eindarrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld.
De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De bank heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van [eiser] heeft op 23 januari 2009 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de bank begroot op € 2.426,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en W.A.M. van Schendel, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 13 maart 2009.