ECLI:NL:HR:2009:BG9919
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Hammerstein
- O. de Savornin Lohman
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot vervangende toestemming tot erkenning van een kind door een man gehuwd met een andere vrouw
In deze zaak heeft een man, gehuwd met een andere vrouw in de Dominicaanse Republiek, een verzoek ingediend tot vervangende toestemming voor de erkenning van zijn minderjarige kind. Het verzoek werd ingediend bij de rechtbank 's-Gravenhage op 21 februari 2006, met de stelling dat hij, indien een DNA-onderzoek hem als hoogstwaarschijnlijke verwekker aanwijst, de erkenning van het kind zou willen. De rechtbank benoemde mr. E.G.S.N. Asselbergs als bijzonder curator over het kind en de moeder van het kind heeft het verzoek bestreden. Op 10 juli 2006 heeft de rechtbank het verzoek van de man afgewezen.
De man ging in hoger beroep bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 4 juli 2007 de beschikking van de rechtbank bekrachtigde en het verzoek in hoger beroep afwees. Hierop heeft de man cassatie ingesteld. De verweersters in cassatie, waaronder de moeder en de bijzonder curator, hebben geen verweerschrift ingediend. De Advocaat-Generaal L. Strikwerda heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft op 13 maart 2009 de beschikking van het hof bevestigd en het cassatieberoep verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in de middelen niet tot cassatie konden leiden en dat nadere motivering niet nodig was, aangezien de klachten geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling met zich meebrachten. De uitspraak werd gedaan door de raadsheren A. Hammerstein, O. de Savornin Lohman, W.D.H. Asser, en openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann.