ECLI:NL:HR:2009:BH0607

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 januari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C07/198HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over bewijswaardering in een civiele zaak met betrekking tot een verkeersongeval

In deze zaak heeft Nationale Nederlanden (NN) [verweerder] gedagvaard voor de rechtbank 's-Gravenhage, waarbij NN vorderde dat [verweerder] zou worden veroordeeld tot vergoeding van een uitgekeerd bedrag na een ongeval. [Verweerder] heeft vervolgens [eiser] in vrijwaring opgeroepen. De rechtbank oordeelde op 5 juni 2002 dat [verweerder] geen recht had op dekking en wees de vordering van NN toe. In de vrijwaringszaak werd [verweerder] toegelaten om te bewijzen dat [eiser] de bestuurder was ten tijde van het ongeval. Na een getuigenverhoor wees de rechtbank op 17 december 2003 de vordering van [verweerder] af.

[Verweerder] ging in hoger beroep bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. Het hof oordeelde, na een tussenarrest op 18 april 2006, dat [verweerder] mocht bewijzen dat [eiser] de bestuurder was. Bij eindarrest op 20 maart 2007 vernietigde het hof het vonnis van de rechtbank en veroordeelde [eiser] om aan [verweerder] te betalen wat [verweerder] in de hoofdzaak aan NN moest betalen. Tegen deze arresten heeft [eiser] cassatie ingesteld, waarbij de cassatiedagvaarding aan het arrest is gehecht.

De Hoge Raad, bestaande uit de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, J.C. van Oven, W.A.M. van Schendel en E.J. Numann, heeft op 23 januari 2009 het beroep in cassatie verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in het middel niet tot cassatie konden leiden en dat nadere motivering niet nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Tevens werd [eiser] in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van [verweerder] op nihil zijn begroot.

Uitspraak

23 januari 2009
Eerste Kamer
Nr. C07/198HR
EV/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. R. Menschaert,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties
Nationale Nederlanden (hierna: NN) heeft bij exploot van 27 februari 2001 [verweerder] gedagvaard voor de rechtbank 's-Gravenhage en gevorderd, kort gezegd, [verweerder] te veroordelen tot vergoeding van het door NN ter zake van een ongeval uitgekeerd bedrag.
[Verweerder] heeft bij dagvaarding in vrijwaring [eiser] opgeroepen.
Bij vonnis van 5 juni 2002 heeft de rechtbank in de hoofdzaak geoordeeld dat [verweerder] geen recht had op dekking en de vordering van NN toegewezen, en in de vrijwaringszaak [verweerder] toegelaten te bewijzen dat [eiser] de bestuurder was ten tijde van het ongeval.
De rechtbank heeft, na een getuigenverhoor, bij eindvonnis van 17 december 2003 in de vrijwaringszaak de vordering van [verweerder] afgewezen.
Tegen het eindvonnis heeft [verweerder] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Het hof heeft, na tussenarrest van 18 april 2006 waarbij [verweerder] is toegelaten tot het leveren van bewijs dat [eiser] bestuurder was ten tijde van het verkeersongeval, bij eindarrest van 20 maart 2007 het vonnis van de rechtbank van 17 december 2003 vernietigd en, opnieuw rechtdoende, [eiser] veroordeeld om aan [verweerder] tegen kwijting te betalen al datgene waartoe [verweerder] in de hoofdzaak met rolnummer 01/822 ten behoeve van NN mocht worden veroordeeld.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen beide arresten van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerder] is verstek verleend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en W.A.M. van Schendel, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 23 januari 2009.