ECLI:NL:HR:2009:BH1437
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- W.M.E. Thomassen
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Bewijsklacht inzake opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, waarbij de verdachte is veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben van 10 kilogram cocaïne. De Hoge Raad heeft op 14 april 2009 uitspraak gedaan in deze zaak, met zaaknummer 07/11154. De verdachte, geboren in 1970 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, heeft het cassatieberoep ingesteld via zijn advocaat, mr. M.E. van der Werf. De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De bewezenverklaring steunt op verschillende bewijsmiddelen, waaronder proces-verbalen van politie en verklaringen van de verdachte. De doorzoeking van de woning aan de [a-straat 1] te [plaats] vond plaats op 2 november 2004, waar de verdachte samen met anderen werd aangetroffen. In de keuken werd een doos aangetroffen met daarin 10 plakken cocaïne, wat later is bevestigd door forensisch onderzoek. De verdachte heeft wisselend verklaard over de locatie van zijn paspoort en vliegticket, wat zijn betrokkenheid bij de cocaïne onderstreept.
Het Hof heeft overwogen dat de verdachte gebruik maakte van de keuken en op de hoogte was van de aanwezigheid van de cocaïne. De Hoge Raad oordeelt dat de bewezenverklaring niet zonder meer kan worden afgeleid uit de gebezigde bewijsmiddelen en vernietigt de bestreden uitspraak. De zaak wordt terugverwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor herbehandeling.