2.2. Het Hof heeft in de bestreden uitspraak het volgende overwogen:
"De rechtbank te Amsterdam heeft de verdachte veroordeeld tot de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren.
(...)
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde maatregel als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof wijst de vordering van de advocaat-generaal af en overweegt het volgende.
In het dossier bevindt zich onder andere een Jellinek voorlichtingsrapport van 8 september 2006, opgemaakt door reclasseringsmedewerkster [betrokkene 1]. Dit rapport houdt in, de verdachte een ISD-maatregel op te leggen met zorg, nu deze zorg alleen mogelijk wordt geacht in het verplichtende kader van de ISD-maatregel. Voorts wordt verwacht dat de ISD-behandeling zal bijdragen aan het verminderen van de criminogene factoren. Het hof stelt vast dat de conclusie in het rapport niet van een feitelijke grondslag is voorzien.
Ter terechtzitting in hoger beroep van 7 februari 2007 is voornoemde reclasseringsmedewerkster als getuige-deskundige gehoord. Zij heeft verklaard dat zij de verdachte op 1 september 2006 eenmaal heeft bezocht, om een rapport op te stellen voor de ISD zitting, waaraan verdachte toen zijn medewerking heeft geweigerd. Verdachte heeft toen ook zijn medewerking geweigerd aan de totstandkoming van een RISc-rapportage. Sedertdien zijn noch door haar, noch door een andere gedragsdeskundige, pogingen gedaan om onderzoek te verrichten ten behoeve van het uitbrengen van een advies over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de ISD-maatregel voor verdachte. De getuige-deskundige heeft verder verklaard dat in de periode gedurende welke verdachte thans gedetineerd is, niet meer informatie beschikbaar is gekomen dan hiervoor in haar rapport omschreven. De getuige-deskundige heeft ten slotte verklaard dat pas nadat een ISD-maatregel is opgelegd, er een begin zal worden gemaakt met het opstellen van een begeleidingsplan.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang beschouwd, constateert het hof dat thans geen uitzicht bestaat op een concrete, op de persoon van verdachte toegesneden aanpak in de vorm van een behandeling of programma in het kader van een ISD-maatregel. Daarenboven stelt het hof vast dat de in het verleden door verdachte opgedane ervaringen met de hulpverlening, waaronder ook het doorlopen van een SOV-maatregel, bij de verdachte niet tot een blijvende verandering van zijn criminele gedrag hebben geleid. Het feit dat de verdachte consequent heeft geweigerd zijn medewerking te verlenen aan de voor de oplegging van een ISD-maatregel relevante rapportage en hij ter terechtzitting heeft aangekondigd dat in geval van oplegging van de maatregel hij niet zal meewerken aan de uitvoering daarvan en de maatregel derhalve zou neerkomen op een langdurige detentie zonder zorg of begeleiding, brengt het hof tot het oordeel dat oplegging van de ISD-maatregel aan deze verdachte thans geen passende maatregel is. Nu ook overigens niet aannemelijk is geworden dat plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders zinvol is, wijst het hof de vordering van de advocaat-generaal af."