ECLI:NL:HR:2009:BH1457
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de opgelegde gevangenisstraf door de Hoge Raad wegens overschrijding van de redelijke termijn
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 31 maart 2009 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van een verdachte die was veroordeeld door het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1967 en ten tijde van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Haaglanden', had beroep ingesteld tegen een arrest van het Gerechtshof, dat op 17 september 2007 had geoordeeld over zijn straf. De advocaat van de verdachte, mr. R.A. Kaarls, had middelen van cassatie voorgesteld, waarop de Advocaat-Generaal Knigge concludeerde tot vernietiging van de opgelegde gevangenisstraf, maar niet van de gehele uitspraak.
De Hoge Raad oordeelde dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), was overschreden. Dit leidde tot de conclusie dat de opgelegde gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, moest worden verminderd. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de duur van de gevangenisstraf, en bepaalde dat de nieuwe straf 23 maanden zou bedragen, met behoud van de voorwaardelijke straf en proeftijd.
De Hoge Raad oordeelde verder dat de middelen van de verdachte niet tot cassatie konden leiden en dat er geen andere gronden waren om de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen. De uitspraak werd gedaan door de vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan, en werd uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber.