ECLI:NL:HR:2009:BH1951
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- Rechtspraak.nl
Geen cassatiemogelijkheid bij andere klachten dan inzake schending/verkeerde toepassing van de begrippen investeren en bedrijfsmiddelen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 februari 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door X B.V. tegen een uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven. De Minister van Economische Zaken had eerder de verzoeken van belanghebbende om een verklaring ten behoeve van de energie-investeringsaftrek afgewezen. De Minister verklaarde de bezwaren tegen deze beschikkingen ongegrond, waarna het College de daartegen ingestelde beroepen eveneens ongegrond verklaarde. Belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het College, waarbij het beroepschrift aan de Hoge Raad is gehecht.
De Hoge Raad oordeelde dat het beroep in cassatie niet kon slagen, omdat het middel dat door belanghebbende werd ingediend, niet kon leiden tot cassatie. Het middel betrof de stelling dat het vereiste van een onherroepelijke bouwvergunning niet, of slechts gedeeltelijk, kon worden tegengeworpen aan belanghebbende. De Hoge Raad stelde vast dat dit vereiste weliswaar van belang is voor de aanwijzing van investeringen als energie-investeringen, maar geen invloed heeft op de begrippen investeren en bedrijfsmiddelen. Hierdoor kon het middel niet tot cassatie leiden.
De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten, en verklaarde het beroep in cassatie ongegrond. Dit arrest is openbaar uitgesproken en is van belang voor de toepassing van de energie-investeringsaftrek en de voorwaarden waaronder beroep in cassatie kan worden ingesteld.