ECLI:NL:HR:2009:BH3190

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/11248
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroepsaansprakelijkheid van een advocaat in huurgeschil over bedrijfsruimte

In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. H.J.W. Alt, verweerder, vertegenwoordigd door mr. D. Rijpma, gedagvaard voor de rechtbank Amsterdam op 30 januari 2004. Eiser vorderde vergoeding van schade als gevolg van een beroepsfout van verweerder, die als advocaat optrad. De rechtbank heeft op 10 augustus 2005 verweerder veroordeeld tot schadevergoeding, waarbij het genot van het gehuurde werd vastgesteld tot ten minste 1 juni 2011. Verweerder ging in hoger beroep bij het gerechtshof Amsterdam, dat op 19 april 2007 het vonnis van de rechtbank vernietigde en verweerder opnieuw veroordeelde tot schadevergoeding, maar het genot van het gehuurde tot 1 augustus 2003 vaststelde. Eiser heeft cassatie ingesteld tegen dit arrest van het hof. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van Advocaat-Generaal L. Strikwerda, die tot verwerping van het beroep strekte, in overweging genomen. De Hoge Raad heeft het beroep van eiser verworpen en eiser in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op € 371,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in het middel niet tot cassatie konden leiden en dat nadere motivering niet nodig was, gezien artikel 81 RO.

Uitspraak

24 april 2009
Eerste Kamer
07/11248
EV/IS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. H.J.W. Alt,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. D. Rijpma.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties
[Eiser] heeft bij exploot van 30 januari 2004 [verweerder] gedagvaard voor de rechtbank Amsterdam en gevorderd, kort gezegd, [verweerder] te veroordelen om aan [eiser] te betalen de geleden schade als gevolg van de in de dagvaarding omschreven beroepsfout, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
[Verweerder] heeft de vordering bestreden.
De rechtbank heeft, na een comparitie van partijen en getuigenverhoren, bij eindvonnis van 10 augustus 2005 [verweerder] veroordeeld tot vergoeding van de door [eiser] als gevolg van de in de dagvaarding omschreven beroepsfout geleden schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, uitgaande van een voortgezet genot van het gehuurde tot ten minste 1 juni 2001 (kennelijk is bedoeld: 1 juni 2011).
Tegen dit eindvonnis heeft [verweerder] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Bij arrest van 19 april 2007 heeft het hof het vonnis waarvan beroep vernietigd en, opnieuw rechtdoende, [verweerder] veroordeeld tot vergoeding van de door [eiser] als gevolg van zijn beroepsfout geleden schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, uitgaande van een voortgezette duur van genot van het gehuurde tot 1 augustus 2003.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor [eiser] toegelicht door zijn advocaat en voor [verweerder] door mr. R.L. Bakels, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 27 februari 2009 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 371,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 24 april 2009.