ECLI:NL:HR:2009:BH5151
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Hammerstein
- O. de Savornin Lohman
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Cassatie over betaling openstaand gedeelte aanneemsom en ontbinding overeenkomst tot opdracht
In deze zaak heeft [verweerster] op 23 december 2002 [eiseres] gedagvaard voor de rechtbank Utrecht, waarbij zij vorderingen heeft ingesteld tot betaling van een openstaand bedrag van € 5.739,66, vermeerderd met wettelijke rente, en buitengerechtelijke kosten van € 662,--. [Eiseres] heeft de vorderingen bestreden en in reconventie gevorderd dat de overeenkomst tot opdracht wordt ontbonden en dat [verweerster] haar een bedrag van € 24.136,16 betaalt, alsook de bruggen voor eigen rekening te slopen. De rechtbank heeft op 16 november 2005 in conventie [eiseres] veroordeeld tot betaling van € 3.800,-- en in reconventie de overeenkomst ontbonden, waarbij [verweerster] werd veroordeeld tot betaling van € 24.136,16 en het slopen van de bruggen.
Tegen deze uitspraak heeft [verweerster] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam, dat op 25 oktober 2007 het eindvonnis van de rechtbank heeft vernietigd en de vorderingen van [verweerster] heeft toegewezen, terwijl de vorderingen van [eiseres] zijn afgewezen. [Eiseres] heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen dit arrest. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot, die tot verwerping van het beroep strekte, in overweging genomen.
De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op € 477,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De in de middelen aangevoerde klachten konden niet tot cassatie leiden, en de Hoge Raad oordeelde dat nadere motivering niet nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.