ECLI:NL:HR:2009:BH5458

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/01772
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van alimentatieverplichtingen na scheiding en de toepassing van overgangsrecht

In deze zaak gaat het om een geschil tussen voormalige echtelieden over de limitering van partneralimentatie na hun scheiding. De man, wonende in België, heeft op 27 februari 2006 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Amsterdam, waarin hij verzocht om de beëindiging van de alimentatieverplichting die voortvloeide uit het echtscheidingsconvenant van juli 1990. Hij stelde dat hij vanaf 3 oktober 2005 niet langer de verschuldigde bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw moest betalen, of in ieder geval een lager bedrag. De vrouw heeft dit verzoek bestreden en tevens een verzoekschrift ingediend voor de vaststelling van de termijn en bekrachtiging van de alimentatieverplichting.

De rechtbank heeft op 28 maart 2007 het verzoek van de man afgewezen en de alimentatieverplichting gewijzigd. De man werd verplicht om met ingang van 27 februari 2006 € 2.540,-- per maand te betalen, met een geleidelijke verlaging van het bedrag in de daaropvolgende jaren. De rechtbank heeft ook bepaald dat de alimentatieverplichting met ingang van 27 februari 2010 zou eindigen, zonder mogelijkheid tot verlenging.

De vrouw heeft hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam, waar de man incidenteel hoger beroep heeft ingesteld. Het hof heeft op 24 januari 2008 de beschikking van de rechtbank vernietigd en de alimentatieverplichting vastgesteld op 3 oktober 2017, met de mogelijkheid tot verlenging. De man heeft cassatie ingesteld tegen deze beschikking.

De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten in de cassatie niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoeven, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de man verworpen, waarmee de beschikking van het hof in stand blijft.

Uitspraak

29 mei 2009
Eerste Kamer
08/01772
EV/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De man],
wonende te [woonplaats], België,
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. J. Groen,
t e g e n
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. M.E.M.G. Peletier.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de man en de vrouw.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 27 februari 2006 ter griffie van de rechtbank Amsterdam ingediend verzoekschrift heeft de man zich gewend tot die rechtbank en verzocht, kort gezegd, dat hij met ingang van 3 oktober 2005 niet de langer de, op grond van het tussen partijen gesloten convenant, verschuldigde bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw verschuldigd is, althans een zodanig minder bedrag en met ingang van een zodanige datum als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren.
De vrouw heeft het verzoek bestreden en tevens een verzoekschrift vaststelling termijn en bekrachtiging ingediend.
De rechtbank heeft, na een behandeling ter terechtzitting, bij beschikking van 28 maart 2007 het verzoek van de man tot beëindiging van de alimentatieverplichting afgewezen en het echtscheidingsconvenant tussen partijen van juli 1990 in zoverre gewijzigd dat de man:
• met ingang van 27 februari 2006 € 2.540,-- per maand;
• en vervolgens met ingang van 27 februari 2007 € 1.905,-- per maand;
• en vervolgens met ingang van 27 februari 2008 € 1.270,-- per maand;
• en vervolgens met ingang van 27 februari 2009 € 635,-- per maand;
zal betalen aan de vrouw als uitkering tot haar levensonderhoud, bij vooruitbetaling te voldoen.
De rechtbank heeft tevens bepaald dat de alimentatieverplichting met ingang van 27 februari 2010 zal zijn beëindigd en dat na ommekomst van voornoemde termijn verlenging van de alimentatieverplichting niet mogelijk is.
Tegen deze beschikking heeft de vrouw hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De man heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij beschikking van 24 januari 2008, verbeterd bij beschikking van 14 februari 2008, heeft het hof de beschikking waarvan beroep vernietigd, het inleidend verzoek van de man alsnog afgewezen en de termijn van beëindiging van de alimentatieverplichting vastgesteld op 3 oktober 2017, met bepaling dat verlenging van die termijn mogelijk is.
De beschikkingen van het hof zijn aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de verbeterde beschikking van 24 januari 2008 van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest en aanvullend verzoekschrift zijn aan deze beschikking gehecht en maken daarvan deel uit.
De vrouw heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep met toepassing van art. 81 RO.
De advocaat van de man heeft bij brief van 19 maart 2009 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en W.A.M. van Schendel, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 29 mei 2009.