ECLI:NL:HR:2009:BI0565

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
42775
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over termijn voor uitnodiging mondelinge behandeling in belastingzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 april 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de waarde van onroerende zaken in de gemeente Delft. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de beschikkingen van de heffingsambtenaar, die de waarde van de onroerende zaken aan de a-straat 1 en a-straat 2 voor het tijdvak van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004 had vastgesteld. Na het indienen van bezwaar, heeft het Hof de uitspraken van de heffingsambtenaar gehandhaafd, waarop de belanghebbende in cassatie is gegaan.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het Hof de termijn van ten minste drie weken voor de uitnodiging voor de zitting, zoals voorgeschreven in artikel 8:56 van de Algemene wet bestuursrecht, niet in acht heeft genomen. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de uitspraak van het Hof niet in stand kan blijven. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie gegrond verklaard, de uitspraak van het Hof vernietigd, behoudens de beslissingen omtrent het griffierecht en de proceskosten, en het geding verwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling.

De Hoge Raad heeft in zijn arrest geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is openbaar uitgesproken op 10 april 2009.

Uitspraak

Nr. 42.775
10 april 2009
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 11 januari 2006, nr. BK-04/02962, betreffende beschikkingen op grond van de Wet waardering onroerende zaken.
1. Het geding in feitelijke instantie
Ten aanzien van belanghebbende is bij beschikkingen de waarde van de onroerende zaken a-straat 1 en a-straat 2 te Z voor het tijdvak 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004 vastgesteld.
Na door belanghebbende daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar van de gemeente Delft bij in één geschrift vervatte uitspraken de beschikkingen gehandhaafd.
Het Hof heeft het tegen die uitspraken ingestelde beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft (hierna: het College) heeft een verweerschrift ingediend. Het College heeft tevens incidenteel beroep in cassatie ingesteld en daarbij één middel voorgesteld. Nu het verweerschrift en het incidentele beroep bij de Hoge Raad na afloop van de daartoe gestelde termijn zijn ingediend, slaat de Hoge Raad op deze stukken geen acht.
3. Beoordeling van de klachten
3.1. 's Hofs uitspraak vermeldt onder 2.2 dat belanghebbende op 14 september 2005 is uitgenodigd om te verschijnen ter zitting van 4 oktober 2005. Belanghebbende is niet verschenen. Het Hof heeft vervolgens uitspraak gedaan.
3.2. Uit de zojuist vermelde feiten volgt dat belanghebbende er terecht over klaagt dat het Hof bij de toezending van de uitnodiging voor de zitting de termijn van ten minste drie weken als bedoeld in artikel 8:56 van de Algemene wet bestuursrecht niet in acht heeft genomen.
3.3. 's Hofs uitspraak kan niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissingen omtrent het griffierecht en de proceskosten, en
verwijst het geding naar het Gerechtshof te Amsterdam ter verdere behandeling van en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.W. van den Berge als voorzitter, en de raadsheren J.W.M. Tijnagel en A.H.T. Heisterkamp, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 10 april 2009.