ECLI:NL:HR:2009:BI1481

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/01900
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huwelijksvermogensrechtelijke geschil tussen voormalige echtelieden over verdeling van de huwelijksgemeenschap

In deze zaak gaat het om een geschil tussen voormalige echtelieden over de verdeling van hun huwelijksgemeenschap. De man heeft op 4 maart 2005 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Amsterdam met het verzoek om echtscheiding en om de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap. De vrouw heeft hierop primair verzocht om aanhouding van de zaak en subsidiair om de vaststelling van de verdeling aan zich te houden. De man heeft zijn eis later aangevuld met een verzoek om de vrouw te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 1.835.000,--. De vrouw heeft verzocht om de procedure tot echtscheiding synchroon te laten lopen met de vermogensrechtelijke afwikkeling van de huwelijksgoederengemeenschap en heeft bezwaar gemaakt tegen de wijziging van het inleidende verzoek.

De rechtbank heeft op 14 september 2005 de echtscheiding uitgesproken en de behandeling van de nevenvoorzieningen aangehouden. In de verdere procedure heeft de vrouw gesteld dat de peildatum voor de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap 31 december 1974 zou moeten zijn. De rechtbank heeft op 20 september 2006 bepaald dat de peildatum voor de samenstelling van de huwelijksgoederengemeenschap de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking is, en dat de waarde van de gemeenschap per 1 januari 2006 moet worden vastgesteld. De vrouw heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beschikking.

Het gerechtshof te Amsterdam heeft op 31 januari 2008 de beschikking van de rechtbank vernietigd en bepaald dat de peildatum voor de samenstelling en waarde van de huwelijksgoederengemeenschap 6 juni 2006 is. De vrouw heeft cassatie ingesteld tegen deze beschikking. De Hoge Raad heeft de klachten in de cassatieprocedure beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad verwerpt het beroep, waarbij de beslissing is genomen door de raadsheren in samenstelling zoals vermeld.

Uitspraak

19 juni 2009
Eerste Kamer
08/01900
DV/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. R.A. Kaarls,
t e g e n
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de vrouw en de man.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 4 maart 2005 ter griffie van de rechtbank Amsterdam ingediend verzoekschrift heeft de man zich gewend tot die rechtbank en verzocht, kort gezegd, echtscheiding tussen partijen uit te spreken en partijen te veroordelen met elkaar over te gaan tot scheiding en deling van de huwelijksgoederengemeenschap, met benoeming van een notaris en een onzijdig persoon.
De vrouw heeft primair verzocht de zaak aan te houden, subsidiair de vaststelling van de verdeling aan zich te houden en meer subsidiair de vordering tot verdeling van de gemeenschap ten overstaan van een notaris toe te wijzen.
Bij aanvullend verzoekschrift heeft de man zijn eis aangevuld en in het kader van een door hem voorgestelde verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap de recht-bank verzocht de vrouw te veroordelen aan hem te voldoen een bedrag van € 1.835.000,--.
De vrouw heeft bij aanvullend verweerschrift verzocht de procedure tot echtscheiding synchroon te laten lopen met de vermogensrechtelijke afwikkeling van de huwelijksgoederengemeenschap, het bezwaar van de vrouw tegen de verandering en vermeerdering van het inleidende verzoek gegrond te verklaren en deze verandering en vermeerdering buiten beschouwing te laten dan wel deze niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel de man zijn vordering te ontzeggen en een verdeling te gelasten die uitgaat van een peildatum van 31 december 1974.
De rechtbank heeft bij beschikking van 14 september 2005 de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en de behandeling van de nevenvoorzieningen aangehouden.
In het vervolg van de procedure heeft de vrouw zich op het standpunt gesteld dat bij de verdeling als peildatum dient te worden genomen december 1974, subsidiair december 1983 of 1988.
Bij beschikking van 20 september 2006 heeft de rechtbank bepaald dat voor de samenstelling van de huwelijksgoederengemeenschap tussen partijen als peildatum geldt de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking en dat voor de waarde van de huwelijksgoederengemeenschap tussen partijen als peildatum geldt 1 januari 2006. Voorts heeft de rechtbank bepaald dat tegen deze tussenbeschikking tussentijds hoger beroep kan worden ingesteld en iedere verdere beslissing aangehouden.
Tegen voornoemde beschikking heeft de vrouw hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Bij beschikking van 31 januari 2008 heeft het hof de beschikking waarvan beroep vernietigd en bepaald dat voor de samenstelling en de waarde van de huwelijks-goederengemeenschap tussen partijen als peildatum geldt 6 juni 2006.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De man heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en W.A.M. van Schendel, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 19 juni 2009.