ECLI:NL:HR:2009:BI2030

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/00203
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale kinderontvoering; teruggeleiding van minderjarig kind naar Hongarije

In deze zaak heeft de Centrale Autoriteit op 10 september 2008 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Breda, met als doel de onmiddellijke terugkeer van de minderjarige [de dochter] naar Hongarije te bewerkstelligen. Dit verzoek was gebaseerd op het Haags Verdrag betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen. De moeder van [de dochter] heeft het verzoek bestreden. De rechtbank heeft op 21 oktober 2008 beslist dat [de dochter] vóór 17 november 2008 terug naar Hongarije moet worden gebracht. Indien de moeder hieraan geen gevolg geeft, moet zij [de dochter] aan de vader afgeven.

De moeder heeft hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 16 december 2008 de beschikking van de rechtbank heeft bekrachtigd, met de aanpassing dat de moeder [de dochter] uiterlijk op 16 januari 2009 moet terugbrengen naar Hongarije. Indien de moeder hieraan geen gevolg geeft, moet [de dochter] op 17 januari 2009 aan de vader worden afgegeven. Tegen deze beschikking heeft de moeder cassatie ingesteld.

De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten in de cassatie niet tot een andere uitkomst kunnen leiden. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen, waarbij werd opgemerkt dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoeven, aangezien ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De beschikking is openbaar uitgesproken op 8 mei 2009.

Uitspraak

8 mei 2009
Eerste Kamer
09/00203
EV/RM
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De moeder],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
DE DIRECTIE JUSTITIEEL JEUGDBELEID, afdeling Juridische en Internationale Zaken, van het Ministerie van Justitie, belast met de taak van Centrale Autoriteit,
gevestigd te 's-Gravenhage,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. J. van Duijvendijk-Brand.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de moeder en de Centrale Autoriteit.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 10 september 2008 ter griffie van de rechtbank Breda ingediend verzoekschrift heeft de Centrale Autoriteit zich gewend tot die rechtbank en, mede namens de vader van de minderjarige [de dochter], geboren te [geboorteplaats], Hongarije, op [geboortedatum] 2000, (hierna onderscheidenlijk: de vader en [de dochter]) verzocht, kort gezegd, op basis van het Haags Verdrag betreffende de burgerrechtelijke aspecten van de internationale ontvoering van kinderen (hierna te noemen: het Verdrag) de onmiddellijke terugkeer naar Hongarije te bevelen van althans de terugkeer te bevelen van [de dochter] voor een door de rechtbank te bepalen datum, dan wel - indien de moeder weigert [de dochter] binnen de bepaalde termijn terug te brengen - te bevelen dat zij aan de vader wordt afgegeven.
De moeder heeft het verzoek bestreden.
De rechtbank heeft bij beschikking van 21 oktober 2008 de terugkeer van [de dochter] naar Hongarije gelast vóór 17 november 2008 en bevolen dat indien de moeder hieraan geen gevolg geeft, zij [de dochter] aan de vader dient af te geven.
Tegen deze beschikking heeft de moeder hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Bij beschikking van 16 december 2008 heeft het hof de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd met dien verstande dat de moeder [de dochter] uiterlijk op 16 januari 2009 dient terug te brengen naar Hongarije, en dat, ingeval de moeder hieraan geen gevolg geeft, [de dochter] op 17 januari 2009 door de moeder aan de vader dient te worden afgegeven voor terugkeer naar Hongarije.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de moeder beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Centrale Autoriteit heeft verzocht het beroep niet-ontvankelijk te verklaren dan wel te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep met toepassing van art. 81 RO.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, J.C. van Oven en W.A.M. van Schendel, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 8 mei 2009.