ECLI:NL:HR:2009:BI2045

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/11423
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht en vergoeding van meeruren in cassatie

In deze zaak heeft Aannemings- en Bemiddelingsbedrijf 'De Langstraat Verhuur' B.V. (hierna: ABBV) Lutèce B.V. gedagvaard voor de rechtbank 's-Hertogenbosch, waarbij ABBV vorderde tot betaling van een bedrag van € 271.118,96 voor in rekening gebrachte meeruren en € 15.000,-- voor schade aan huurtrucks. Lutèce heeft de vordering bestreden. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 12 december 2002 beide partijen toegelaten tot bewijslevering. Bij eindvonnis van 30 september 2004 werd Lutèce veroordeeld tot betaling van € 113.032,88 aan ABBV, inclusief rente en kosten. Lutèce ging in hoger beroep bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 12 juni 2007 het tussenvonnis vernietigde en het eindvonnis gedeeltelijk aanpaste, waarbij Lutèce werd veroordeeld tot betaling van € 7.554,90 aan ABBV en ABBV tot terugbetaling van eerder betaalde bedragen aan Lutèce. ABBV stelde cassatie in tegen dit arrest, terwijl Lutèce een voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep instelde. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekte tot verwerping van het principale cassatieberoep en het buiten behandeling laten van het incidentele cassatieberoep. De Hoge Raad heeft op 19 juni 2009 het principale beroep verworpen en ABBV in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op € 5.987,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Uitspraak

19 juni 2009
Eerste Kamer
07/11423
EV/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
AANNEMINGS- EN BEMIDDELINGSBEDRIJF "DE LANGSTRAAT VERHUUR" B.V.,
gevestigd te Vlijmen, gemeente Heusden,
EISERES tot cassatie, verweerster in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,
advocaat: mrs. A.H. Vermeulen en C.S.G. Janssens,
t e g e n
LUTÈCE B.V.,
gevestigd te Velden, gemeente Arcen en Velden,
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,
advocaat: mr. D. Rijpma.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als ABBV en Lutèce.
1. Het geding in feitelijke instanties
ABBV heeft bij exploot van 22 februari 2002 Lutèce gedagvaard voor de rechtbank 's-Hertogenbosch, sector kanton, en gevorderd, kort gezegd, Lutèce te veroordelen om aan ABBV te betalen een bedrag van € 271.118,96 ter zake van in rekening gebrachte meeruren en een bedrag van € 15.000,-- ter zake van door Lutèce toegebrachte schade aan de huurtrucks, met rente en kosten.
Lutèce heeft de vordering bestreden.
De kantonrechter heeft, na een tussenvonnis van 12 december 2002 waarbij Lutèce en ABBV tot bewijslevering zijn toegelaten, bij eindvonnis van 30 september 2004 Lutèce veroordeeld om aan ABBV te betalen een bedrag van € 113.032,88, met rente en kosten.
Tegen deze vonnissen heeft Lutèce hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. ABBV heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij arrest van 12 juni 2007 heeft het hof het tussenvonnis van de kantonrechter vernietigd en het eindvonnis gedeeltelijk vernietigd en, opnieuw rechtdoende, Lutèce veroordeeld tot betaling aan ABBV van € 7.554,90, met rente en kosten en ABBV veroordeeld tot terugbetaling van hetgeen zij ter uitvoering van het beroepen eindvonnis op of omstreeks 10 november 2004 aan Lutèce heeft betaald.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft ABBV beroep in cassatie ingesteld. Lutèce heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het principaal cassatieberoep en tot het buiten behandeling laten van het incidenteel cassatieberoep.
De advocaat van ABBV heeft op 29 april 2009 schriftelijk op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel in het principale beroep
3.1 De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3.2 Het incidentele beroep, dat is ingesteld onder de voorwaarde dat het middel in het principale beroep tot vernietiging van het arrest van het hof leidt, behoeft gelet op hetgeen hiervoor is overwogen geen behandeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het principale beroep;
veroordeelt ABBV in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Lutèce begroot op € 5.987,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, A. Hammerstein, W.A.M. van Schendel en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 19 juni 2009.