ECLI:NL:HR:2009:BI3436

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/03039
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over tenuitvoerlegging van buitenlandse rechterlijke beslissingen en de vereisten van de EEX-verordening

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van PRICEWATERHOUSECOOPERS GMBH (PwC) tegen een beschikking van de rechtbank Haarlem. De rechtbank had op 17 oktober 2007 aan PwC verlof verleend tot tenuitvoerlegging in Nederland van beslissingen van het Landgericht te Frankfurt am Main. DAX ARCHIVING SOLUTIONS B.V. (Dax) heeft tegen deze beschikking beroep ingesteld, omdat zij stelde dat zij de inleidende dagvaarding nooit had ontvangen en daardoor niet in staat was zich te verdedigen. De rechtbank heeft het beroep van Dax gehonoreerd en de beschikking van de voorzieningenrechter ingetrokken, wat leidde tot het cassatieberoep van PwC.

De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak van 11 september 2009 geoordeeld dat de rechtbank ten onrechte de beschikking van de voorzieningenrechter heeft ingetrokken. De Hoge Raad oordeelde dat de herstelbeslissingen van het Landgericht geen uitvoerbaarheid vereisen, omdat deze beslissingen geen condemnatoir karakter hebben. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de rechtbank Haarlem en verwees de zaak naar het gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling.

De uitspraak benadrukt de vereisten van de EEX-verordening met betrekking tot de tenuitvoerlegging van buitenlandse rechterlijke beslissingen en de noodzaak om de juiste certificaten over te leggen. De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank niet voldoende had gemotiveerd waarom Dax en Dax Archiving Solutions Chess Dax B.V. als dezelfde partij moesten worden beschouwd, wat een belangrijk aspect was in de beoordeling van de zaak. De Hoge Raad heeft Dax in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld.

Uitspraak

11 september 2009
Eerste Kamer
08/03039
RM/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
de rechtspersoon naar buitenlands recht PRICEWATERHOUSECOOPERS GMBH,
gevestigd te Frankfurt am Main, Duitsland,
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. D. Rijpma,
t e g e n
DAX ARCHIVING SOLUTIONS B.V.,
gevestigd te Haarlem,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als PwC en Dax.
1. Het geding in feitelijke instanties
Naar aanleiding van een daartoe strekkend verzoek van PwC heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Haarlem bij beschikking van 17 oktober 2007 aan PwC verlof verleend tot tenuitvoerlegging in Nederland van de beslissingen van het Landgericht te Frankfurt am Main (hierna: het Landgericht) van 21 februari 2005 (Zustellungsdatum 26 oktober 2005) met de herstelvonnissen van 19 februari 2006 en 26 maart 2007 alsmede het vonnis met de kostenveroordeling van 16 januari 2006 met herstelvonnis van 4 april 2007.
Tegen de beschikking van de voorzieningenrechter heeft Dax bij de rechtbank Haarlem het rechtsmiddel als bedoeld in art. 43 EEX-Verordening ingesteld. Dax heeft daarbij de rechtbank verzocht de beschikking van de voorzieningenrechter van 17 oktober 2007 dusdanig te herzien dan wel te vernietigen dat zij niet langer als procespartij wordt aangemerkt, althans ontslagen wordt van enige daaruit voortvloeiende verplichting.
Bij beschikking van 25 april 2008 heeft de rechtbank de beschikking van de voorzieningenrechter van 17 oktober 2007 ingetrokken en het meer of anders verzochte afgewezen.
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van de rechtbank heeft PwC op de voet van art. 44 EEX-Verordening in verbinding met bijlage IV van de EEX-Verordening beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
Dax heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking van de rechtbank Haarlem en tot verwijzing van de zaak naar het gerechtshof te Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) Bij verstekvonnis van 21 februari 2005 is Dax Archiving Solutions Chess Dax B.V. door het Landgericht veroordeeld tot betaling aan PwC van een bedrag van € 14.433,70, vermeerderd met wettelijke rente. Dit vonnis is verbeterd bij herstelbeslissing van 26 maart 2007 in die zin dat als verweerster is aangemerkt Dax Archiving Solutions B.V. (hierna ook: Dax).
(ii) Bij beschikking van 16 januari 2006 heeft het Landgericht Dax Archiving Solutions Chess Dax B.V. veroordeeld tot betaling aan PwC van een bedrag van € 2.065,20 aan proceskosten. Deze beschikking is verbeterd bij herstelbeslissing van 4 april 2007 in die zin dat ook hier Dax als verweerster is aangemerkt.
(iii) Bij beschikking van 17 oktober 2007 heeft de voorzieningenrechter PwC verlof verleend tot tenuitvoerlegging in Nederland van de hiervoor in (i) en (ii) genoemde beslissingen.
3.2 Dax heeft tegen de beschikking van de voorzieningen-rechter het rechtsmiddel als bedoeld in art. 43 EEX-Verordening (hierna ook: EEX-Vo) ingesteld. Zij heeft onder meer, met een beroep op art. 34, aanhef en onder 2, EEX-Vo, aangevoerd dat het verzoek tot tenuitvoerlegging van de beslissingen van het Landgericht moet worden geweigerd. Daartoe heeft zij gesteld dat zij de inleidende dagvaarding nooit heeft ontvangen en om die reden niet in de gelegenheid is geweest zich in Duitsland te verdedigen. De rechtbank heeft het beroep van Dax op art. 34, aanhef en onder 2, gehonoreerd en de beschikking van de voorzieningenrechter ingetrokken. Zij heeft daartoe, voor zover thans van belang, het volgende overwogen.
"3.11. In het oorspronkelijke verstekvonnis d.d. 21 februari 2005 heeft het Landgericht verstek verleend tegen Dax Archiving Solutions Chess Dax B.V. (...) Uit het verstekvonnis d.d. 21 februari 2005 kan niet worden afgeleid of de dagvaarding tijdig en op zodanige wijze als met het oog op haar verdediging nodig was aan de als gedaagde aangemerkte partij Dax Archiving Solutions Chess Dax B.V. is betekend of meegedeeld. Voor zover er veronderstellenderwijze vanuit zou worden gegaan dat zulks wel het geval is, kan bekendheid met de dagvaarding aan de zijde van Dax Archiving Solutions Chess Dax B.V. niet aan [Dax] worden toegerekend nu onbetwist is dat zij en Dax Archiving Solutions Chess Dax B.V. niet een en dezelfde partij zijn."
3.3.1 Onderdeel 1.1, dat opkomt tegen het oordeel van de rechtbank dat onbetwist is dat Dax en Dax Archiving Solutions Chess Dax B.V. niet een en dezelfde partij zijn, is terecht voorgesteld. PwC heeft immers zowel in haar verweerschrift (onder 14) als in haar pleitaantekeningen (met name onder 17) betoogd dat Dax en Dax Archiving Solutions Chess Dax B.V. een en dezelfde partij zijn. Tegen deze achtergrond is voormeld oordeel van de rechtbank zonder nadere motivering, die ontbreekt, onbegrijpelijk.
3.3.2 Onderdeel 1.2 acht het zojuist weergegeven oordeel van de rechtbank eveneens onbegrijpelijk in het licht van de herstelbeslissing van het Landgericht van 26 maart 2007. Ook deze klacht slaagt. Het Landgericht heeft in deze herstelbeslissing overwogen dat op grond van uit het handelsregister blijkende gegevens "für das Gericht fest[steht], dass die Vertragspartnerin der Klägerin [PwC] tatsächlich "Dax Archiving Solutions B.V." heisst." Gelet op deze vaststelling van het Landgericht is het bestreden oordeel van de rechtbank zonder nadere motivering, die ontbreekt, onbegrijpelijk.
3.3.3 De onderdelen 1.4, 1.5 en 1.7 richten zich tegen overwegingen van de rechtbank die voortbouwen op het bestreden oordeel en zijn derhalve eveneens terecht voorgesteld. De onderdelen 1.3 en 1.6 behoeven geen behandeling.
3.4 Onderdeel 2.1 komt met een rechtsklacht op tegen rov. 3.19. De rechtbank heeft daarin overwogen, kort gezegd, dat het verzoekschrift dat heeft geleid tot de beschikking van 17 oktober 2007 niet voldoet aan de in de EEX-Verordening gestelde vereisten, nu weliswaar certificaten als bedoeld in deze verordening zijn overgelegd betreffende de verstekvonnissen, maar niet betreffende de herstelbeslissingen van 26 maart 2007 en 4 april 2007.
De klacht treft doel. Ingevolge art. 53 lid 1 EEX-Vo moet de partij die om een verklaring van uitvoerbaarheid verzoekt, een expeditie van de beslissing overleggen die voldoet aan de voorwaarden voor haar echtheid. Ingevolge art. 53 lid 2 EEX-Vo moet bovendien het in art. 54 EEX-Vo bedoelde certificaat worden overgelegd. Een zodanig certificaat behoeft derhalve alleen te worden overgelegd ten aanzien van beslissingen met betrekking tot welke een verklaring van uitvoerbaarheid wordt verzocht. Nu de herstelbeslissingen van 26 maart 2007 en 4 april 2007 geen condemnatoir karakter hebben en dus niet vatbaar zijn voor tenuitvoerlegging, kan ten aanzien van deze beslissingen geen verklaring van uitvoerbaarheid worden verzocht. Het voorschrift van art. 53 lid 2 EEX-Vo is derhalve op deze herstelbeslissingen niet van toepassing.
Onderdeel 2.2 behoeft geen behandeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Haarlem van 25 april 2008;
verwijst het geding naar het gerechtshof te Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing;
veroordeelt Dax in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van PwC begroot op € 348,38 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, W.A.M. van Schendel en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 11 september 2009.