ECLI:NL:HR:2009:BI3938
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- H.A.G. Spinter-van Kan
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Cassatie over bewijsuitsluiting en denaturering in strafzaak tegen verdachte
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 juli 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was in hoger beroep veroordeeld voor diefstal met geweld en bedreiging. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld naar aanleiding van de middelen van cassatie die door de verdediging waren ingediend. De eerste klacht betrof de motivering van de bewezenverklaring van het in zaak A onder 2 tenlastegelegde feit. De verdediging stelde dat het Hof een onrechtmatig verkregen tapgesprek als bewijsmiddel had gebruikt, terwijl het Hof eerder had geoordeeld dat dit gesprek niet tot bewijs zou worden gebezigd. De Hoge Raad oordeelde dat het gebruik van dit tapgesprek in strijd was met de eerdere overwegingen van het Hof, waardoor de bewezenverklaring niet naar de eisen der wet was gemotiveerd.
Daarnaast werd geklaagd over denaturering van een verklaring van een slachtoffer, die door het Hof onjuist was weergegeven. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof niet was toegestaan om het relaas van de verbalisanten op de wijze als weergegeven te presenteren, wat leidde tot de conclusie dat de bewezenverklaring niet voldoende was onderbouwd. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het in zaak A onder 2 en in zaak B onder 1 tenlastegelegde en de strafoplegging. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam voor herbehandeling.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige bewijsvoering en de noodzaak om de rechten van de verdachte te waarborgen in het strafproces. De Hoge Raad bevestigt dat onrechtmatig verkregen bewijs niet kan worden gebruikt en dat de motivering van de bewezenverklaring helder en begrijpelijk moet zijn.