ECLI:NL:HR:2009:BI4154
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Huwelijksvermogensrecht en verdeling van de huwelijksgemeenschap tussen voormalige echtelieden
In deze zaak gaat het om een geschil tussen voormalige echtelieden over de verdeling van hun huwelijksgemeenschap. De verweerster heeft op 4 april 2003 de eiser gedagvaard voor de rechtbank Amsterdam met het verzoek om de verdeling van de ontbonden huwelijkse goederengemeenschap vast te stellen. De eiser heeft deze vordering bestreden. De rechtbank heeft na een comparitie van partijen op 5 januari 2005 de verdeling vastgesteld, zoals nader gespecificeerd in rechtsoverweging 6 van het vonnis. De verweerster heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam, waar de eiser incidenteel appel heeft ingesteld. Het hof heeft op 27 juli 2006 een comparitie van partijen gelast en heeft op 6 september 2007, verbeterd op 8 november 2007, het vonnis van de rechtbank vernietigd. Het hof heeft de verdeling van de ontbonden goederengemeenschap vastgesteld en de eiser veroordeeld om aan de verweerster een bedrag van € 43.070,20 te voldoen ten titel van overbedeling en verrekening. De arresten van het hof zijn aan het arrest van de Hoge Raad gehecht. De eiser heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen de arresten van het hof. De verweerster heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De zaak is door haar advocaat toegelicht, en de conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt eveneens tot verwerping. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de kosten van het geding in cassatie gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.