ECLI:NL:HR:2009:BI4192
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontzetting van omgangsrecht tussen vader en minderjarig kind
In deze zaak heeft de moeder op 7 juli 2006 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Almelo met het doel de beschikking van 19 mei 2004 te wijzigen. De moeder verzocht om het gezag over hun minderjarige kind, [de zoon], alleen aan haar toe te kennen en om de omgang tussen de vader en [de zoon] stop te zetten. De vader heeft dit verzoek bestreden. De kinderrechter heeft op 30 januari 2008 het verzoek van de moeder tot vaststelling van eenhoofdig gezag afgewezen, maar heeft de Raad voor de Kinderbescherming om advies gevraagd over de omgangsregeling. De moeder heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem. Het hof heeft op 21 oktober 2008 de beschikking van de rechtbank vernietigd en de moeder belast met het gezag over [de zoon]. Tevens is de omgangsregeling tussen de vader en [de zoon] gewijzigd, waarbij het recht op omgang aan de vader is ontzegd. De vader heeft cassatie ingesteld tegen deze beschikking van het hof. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft de conclusie van de Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer gevolgd, die tot verwerping van het beroep strekte. De beschikking is op 10 juli 2009 openbaar uitgesproken.