ECLI:NL:HR:2009:BI4371

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/04363 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van veroordeling wegens mishandeling en de gevolgen van niet tijdige betaling van transactieaanbod

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 mei 2009 uitspraak gedaan over een aanvraag tot herziening van een eerder vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Utrecht. De aanvraagster was op 2 juni 2006 veroordeeld tot een geldboete van € 300,- of subsidiair 6 dagen hechtenis wegens mishandeling. Daarnaast was er een betalingsverplichting opgelegd aan de aanvraagster in verband met een vordering van de benadeelde partij. De aanvraagster heeft verzocht om herziening van dit vonnis, omdat zij stelde dat zij op 13 april 2006 het transactieaanbod van € 180,- had betaald, wat volgens haar had moeten leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de strafvervolging.

De Hoge Raad heeft de aanvraag tot herziening beoordeeld aan de hand van de wettelijke grondslagen voor herziening. De Raad oordeelde dat de omstandigheden die de aanvraagster aanvoerde, niet voldoende waren om een ernstig vermoeden te wekken dat, indien deze feiten eerder bekend waren geweest, het onderzoek tot een andere uitkomst zou hebben geleid. De Hoge Raad concludeerde dat de aanvraagster niet tijdig had betaald en dat daarmee niet was voldaan aan de voorwaarden die door de Officier van Justitie waren gesteld ter voorkoming van strafvervolging. De latere betaling van het transactiebedrag kon hier geen verandering in brengen.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad de aanvraag tot herziening afgewezen, waarmee de eerdere veroordeling door de Politierechter in stand bleef. Dit arrest benadrukt het belang van tijdige betaling van transactieaanbiedingen en de gevolgen daarvan voor het recht op strafvervolging.

Uitspraak

19 mei 2009
Strafkamer
nr. 08/04363 H
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Utrecht van 2 juni 2006, nummer 16/357577-04, ingediend door mr. E. Kolokatsi, advocaat te Amersfoort, namens:
[Aanvraagster], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1951, wonende te [woonplaats].
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Politierechter heeft de aanvraagster ter zake van "mishandeling" veroordeeld tot een geldboete van € 300,-, subsidiair 6 dagen hechtenis. Voorts heeft de Politierechter de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen en aan de aanvraagster een betalingsverplichting opgelegd een en ander zoals in het vonnis vermeld.
2. De aanvrage tot herziening
De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de aanvrage
3.1. Als grondslag voor een herziening kunnen, voor zover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder 2° van art. 457 Sv slechts dienen een of meer door een opgave van bewijsmiddelen gestaafde omstandigheden van feitelijke aard die bij het onderzoek op de terechtzitting niet zijn gebleken en die het ernstig vermoeden wekken dat, waren zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijk verklaring van een minder zware strafbepaling.
3.2. In de aanvrage wordt aangevoerd dat het onderzoek der zaak zou hebben geleid tot niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de strafvervolging indien reeds toen aan de Politierechter bekend zou zijn geweest dat de aanvraagster op 13 april 2006 was overgegaan tot betaling van het door haar op 18 oktober 2005 geaccepteerde transactieaanbod van € 180,-.
3.3. Die omstandigheid kan echter niet een ernstig vermoeden wekken als hiervoor onder 3.1 vermeld. Het door de aanvraagster geaccepteerde transactieaanbod hield in dat de aanvraagster binnen twee maanden na 18 oktober 2005, welke termijn op verzoek van de raadsvrouwe van de aanvraagster is verlengd tot 13 februari 2006, een transactie van € 180,- zou voldoen. De aanvraagster heeft niet tijdig betaald. Daarmee is niet voldaan aan de door de Officier van Justitie gestelde voorwaarde ter voorkoming van strafvervolging, zodat het recht tot strafvordering van het Openbaar Ministerie niet is vervallen. Een latere betaling van het transactiebedrag kan daarin geen verandering brengen.
3.4. Uit het vorenoverwogene vloeit voort dat de aanvrage kennelijk ongegrond is, zodat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad wijst de aanvrage tot herziening af.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 19 mei 2009.