ECLI:NL:HR:2009:BI5727
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Nietigheid van de dagvaarding in hoger beroep wegens gebrekkige betekening
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 september 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De zaak betreft de nietigheid van de dagvaarding van de verdachte voor de terechtzitting in hoger beroep op 8 februari 2007. De verdachte, geboren in 1962, was niet verschenen op de zitting, waarop het Hof verstek verleende. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, omdat de dagvaarding niet op de bij wet voorgeschreven wijze was betekend. Dit werd bevestigd door een brief van de voorzitter van het Hof, waarin werd aangegeven dat de dagvaarding en de akte van uitreiking na de zitting in het ongerede waren geraakt en niet meer konden worden getraceerd.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte de dagvaarding niet nietig had verklaard. Aangezien er in rechte moet worden vermoed dat de dagvaarding niet op de voorgeschreven wijze is uitgereikt, was het middel terecht voorgesteld. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en verklaarde de dagvaarding in hoger beroep nietig. Dit arrest benadrukt het belang van een correcte betekening van dagvaardingen in het strafrecht en de gevolgen van gebrekkige betekening voor de rechtsgang.
De uitspraak is gedaan door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, samen met de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, en is gepubliceerd in de rechtspraak.