ECLI:NL:HR:2009:BI5727

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/13409
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van de dagvaarding in hoger beroep wegens gebrekkige betekening

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 september 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De zaak betreft de nietigheid van de dagvaarding van de verdachte voor de terechtzitting in hoger beroep op 8 februari 2007. De verdachte, geboren in 1962, was niet verschenen op de zitting, waarop het Hof verstek verleende. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, omdat de dagvaarding niet op de bij wet voorgeschreven wijze was betekend. Dit werd bevestigd door een brief van de voorzitter van het Hof, waarin werd aangegeven dat de dagvaarding en de akte van uitreiking na de zitting in het ongerede waren geraakt en niet meer konden worden getraceerd.

De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte de dagvaarding niet nietig had verklaard. Aangezien er in rechte moet worden vermoed dat de dagvaarding niet op de voorgeschreven wijze is uitgereikt, was het middel terecht voorgesteld. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en verklaarde de dagvaarding in hoger beroep nietig. Dit arrest benadrukt het belang van een correcte betekening van dagvaardingen in het strafrecht en de gevolgen van gebrekkige betekening voor de rechtsgang.

De uitspraak is gedaan door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, samen met de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, en is gepubliceerd in de rechtspraak.

Uitspraak

1 september 2009
Strafkamer
nr. 07/13409
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 22 februari 2007, nummer 21/001019-06, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1962, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. S.F.W. van 't Hullenaar, advocaat te Arnhem, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt dat het Hof ten onrechte de dagvaarding van de verdachte om te verschijnen op de terechtzitting in hoger beroep van 8 februari 2007 niet nietig heeft verklaard, aangezien in rechte moet worden vermoed dat deze dagvaarding niet, althans niet op de voorgeschreven wijze is uitgereikt.
2.2.1. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 8 februari 2007 houdt onder meer het volgende in:
"De voorzitter doet de zaak tegen de na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte genaamd:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1962,
wonende te [woonplaats],
is niet verschenen.
Op vordering van de advocaat-generaal verleent het hof verstek tegen de niet verschenen verdachte en beveelt dat met de behandeling van de zaak zal worden voortgegaan."
2.2.2. Bij de stukken van het geding bevindt zich een brief van de voorzitter van het Hof, gericht aan de Hoge Raad der Nederlanden van 19 maart 2008, inhoudende:
"Naar aanleiding van Uw brief van 6 maart 2008 moet ik u berichten dat in de zaak met parketnummer 21/001019-06 (verdachte [Verdachte]) de dagvaarding voor de zitting van 8 februari 2008 en de daarop betrekking hebbende akte van uitreiking na de zitting in het ongerede zijn geraakt en ondanks uitgebreide naspeuringen niet meer getraceerd konden worden."
2.3. Bij de aan de Hoge Raad op de voet van art. 434, eerste lid, Sv toegezonden stukken bevinden zich niet het dubbel van de dagvaarding van de verdachte voor de terechtzitting van het Hof van 8 februari 2007 en de akte van uitreiking. Blijkens de hiervoor onder 2.2.2 vermelde brief van de voorzitter van het Hof zijn deze stukken na de terechtzitting in het ongerede geraakt. Dat brengt mee dat het er in cassatie voor moet worden gehouden dat de appeldagvaarding niet op de bij de wet voorgeschreven wijze is betekend.
Het middel is dus terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand blijven. De Hoge Raad zal de appeldagvaarding om doelmatigheidsredenen nietig verklaren.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
verklaart de dagvaarding in hoger beroep nietig.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 1 september 2009.