ECLI:NL:HR:2009:BI5910

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/04130
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over koopovereenkomst en tekortkoming in verbintenissenrecht

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep dat is ingesteld door [eiser] tegen een eindarrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft een koopovereenkomst die op 11 december 2000 tussen partijen is gesloten. [Eiser] werd in eerste aanleg door de rechtbank 's-Gravenhage veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 24.835,34, inclusief rente en kosten. [Eiser] heeft de vordering bestreden en in reconventie gevorderd dat de overeenkomst ontbonden zou worden. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 11 februari 2004 een comparitie van partijen gelast en heeft in het eindvonnis van 26 mei 2004 de vordering in conventie grotendeels toegewezen, terwijl de vordering in reconventie werd afgewezen. Hierop heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof, dat na een tussenarrest van 31 januari 2007 en getuigenverhoren, het vonnis van de rechtbank bij eindarrest van 24 april 2008 heeft bekrachtigd.

Tegen dit eindarrest heeft [eiser] cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman, die strekte tot verwerping van het cassatieberoep, gevolgd. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden, en dat nadere motivering niet nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep verworpen en [eiser] in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van [A] op nihil zijn begroot. Dit arrest is uitgesproken op 4 september 2009.

Uitspraak

4 september 2009
Eerste Kamer
08/04130
RM/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. L.C. Blok,
t e g e n
MERCEDES-BENZ DEALERBEDRIJVEN B.V.
(rechtsopvolgster van [A] B.V.),
gevestigd te 's-Gravenhage,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [A].
1. Het geding in feitelijke instanties
In eerste aanleg heeft [A] gevorderd [eiser] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 24.835,34 (in totaal), met rente en kosten.
[Eiser] heeft de vordering bestreden en, in reconventie, gevorderd, kort gezegd, voor recht te verklaren dat de op 11 december 2000 tussen partijen gesloten overeenkomst is ontbonden.
Na een tussenvonnis van 11 februari 2004, waarbij een comparitie van partijen is gelast, heeft de rechtbank 's-Gravenhage bij eindvonnis van 26 mei 2004 de vordering in conventie grotendeels toegewezen en de vordering in reconventie afgewezen.
Tegen het eindvonnis van de rechtbank heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Na een tussenarrest van 31 januari 2007 en getuigenverhoren, heeft het hof bij eindarrest van 24 april 2008 het bestreden vonnis van de rechtbank bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het eindarrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding en de herstelexploten zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Tegen [A] is verstek verleend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [A] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, W.A.M. van Schendel en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 4 september 2009.