ECLI:NL:HR:2009:BI7087

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/00063 B
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep van de klager in verband met termijnoverschrijding

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 september 2009 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van het cassatieberoep van de klager, die geen bekende woon- of verblijfplaats had. Het beroep was ingesteld tegen een beschikking van de Rechtbank te Amsterdam van 29 mei 2007, waarbij het klaagschrift was ingediend op basis van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. De klager had een schriftuur ingediend, maar de Advocaat-Generaal Knigge concludeerde dat de klager niet-ontvankelijk moest worden verklaard in het cassatieberoep.

De Hoge Raad beoordeelde de ontvankelijkheid van het beroep en constateerde dat de aanzegging, zoals bedoeld in artikel 447, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, op 12 februari 2008 rechtsgeldig aan de klager was uitgereikt. De raadsman van de klager, mr. H.J. Borghuis, had op 28 maart 2008 een kopie van een cassatieschriftuur naar de Hoge Raad gestuurd, maar de Hoge Raad had deze stukken niet ontvangen. De raadsman verzocht de Hoge Raad om de schriftuur toe te laten en de zaak alsnog in behandeling te nemen.

De Hoge Raad oordeelde dat de termijn van een maand, zoals vermeld in het vijfde lid van artikel 447 Sv, begon op het moment dat de aanzegging aan de klager was betekend. De klager was verplicht om binnen deze termijn door een raadsman een schriftuur met middelen van cassatie in te dienen. De Hoge Raad benadrukte dat de raadsman ervoor moest zorgen dat de schriftuur tijdig bij de Hoge Raad aankwam, en dat het risico van niet-tijdige indiening voor rekening van de raadsman kwam. De argumenten van mr. Borghuis werden niet als bijzondere omstandigheden erkend.

Aangezien de klager niet binnen de wettelijke termijn een schriftuur had ingediend, werd vastgesteld dat niet was voldaan aan het voorschrift van artikel 447, vijfde lid, Sv. De Hoge Raad verklaarde de klager daarom niet-ontvankelijk in het cassatieberoep. Deze beschikking werd gegeven door de raadsheer J.P. Balkema als voorzitter, en de raadsheren J.W. Ilsink en M.A. Loth, in aanwezigheid van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

8 september 2009
Strafkamer
Nr. 08/00063
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank te Amsterdam van 29 mei 2007, nummer RK 07/716, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[Klager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1959, zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze is een schriftuur ingediend.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd dat de klager niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het ingestelde cassatieberoep.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
2.1. De in art. 447, derde lid, Sv bedoelde aanzegging is op 12 februari 2008 op rechtsgeldige wijze aan de klager uitgereikt. Bij brief van 28 maart 2008 heeft mr. H.J. Borghuis, advocaat te Amsterdam, een kopie van een brief van 26 februari 2008 met als bijlage een cassatieschriftuur aan de Hoge Raad gezonden. In de brief van 28 maart 2008 deelt mr. Borghuis mede dat hem uit telefonische navraag bij de afdeling strafzaken is gebleken dat deze stukken niet in het bezit van de Hoge Raad zijn, terwijl ze op 26 februari 2008, derhalve binnen de termijn, verzonden zijn. Mr. Borghuis verzoekt de Hoge Raad de schriftuur toe te laten en de zaak alsnog in behandeling te nemen.
2.2. De termijn van een maand, zoals vermeld in het vijfde lid van art. 447 Sv, vangt aan op het tijdstip dat de aanzegging aan de klager is betekend. Op straffe van niet-ontvankelijkheid is de klager verplicht binnen die termijn door een raadsman een schriftuur met middelen van cassatie te doen indienen. Daaruit volgt dat de raadsman ervoor dient zorg te dragen dat de schriftuur vóór afloop van deze termijn haar bestemming bereikt, wil de klager ontvankelijk zijn in het cassatieberoep. Van deze plicht kan de raadsman zich op verscheidene wijzen kwijten. De raadsman die bijvoorbeeld een poststuk niet aangetekend of niet (tevens) per fax verstuurt of zich niet tijdig ervan vergewist dat het stuk is aangekomen, draagt behoudens bijzondere omstandigheden het risico dat het stuk niet, of niet binnen de gestelde termijn is aangekomen (vgl. HR 18 november 2003, LJN AN8293, NJ 2004, 178). Hetgeen mr. Borghuis heeft aangevoerd levert zodanige bijzondere omstandigheden niet op.
2.3. Nu de klager niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 447, vijfde lid, Sv, zodat de klager in het beroep niet kan worden ontvangen.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de klager niet-ontvankelijk in het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheer J.P. Balkema als voorzitter, en de raadsheren J.W. Ilsink en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 september 2009.