ECLI:NL:HR:2009:BI7135

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/12808
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over onrechtmatige daad en ongerechtvaardigde verrijking in geschil tussen Leisureplan en HHH/Grévin

In deze zaak heeft Leisureplan B.V. HHH en Grévin gedagvaard wegens schade die zij zou hebben geleden door niet-nakoming van contractuele verplichtingen. De zaak begon met een dagvaarding op 16 januari 2002 door Leisureplan tegen HHH voor de rechtbank 's-Hertogenbosch, gevolgd door een dagvaarding tegen Grévin. De rechtbank oordeelde dat HHH en Grévin verantwoordelijk waren voor het voldoen aan de financiële verplichtingen van F&B Leisure B.V. en Avonturenpark Hellendoorn B.V. aan Rabobank en [A]. HHH en Grévin gingen in hoger beroep, waarbij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch in een eindarrest van 19 juni 2007 de vorderingen van Leisureplan afwees.

Leisureplan heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de arresten van het hof. De Hoge Raad heeft de arresten van het gerechtshof vernietigd en het geding verwezen naar het gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling. De Hoge Raad oordeelde dat het hof niet voldoende had gemotiveerd waarom de subsidiaire en meer subsidiaire vorderingsgrondslagen van Leisureplan ondeugdelijk waren. De kosten van het geding in cassatie zijn gereserveerd tot de einduitspraak.

De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door lagere rechters, vooral in zaken die betrekking hebben op onrechtmatige daad en ongerechtvaardigde verrijking. De beslissing van de Hoge Raad is een belangrijke stap in de rechtsontwikkeling op dit gebied.

Uitspraak

18 september 2009
Eerste Kamer
07/12808
EV/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
LEISUREPLAN B.V.,
gevestigd te Waalwijk,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. R.S. Meijer,
t e g e n
1. HARDERWIJK HELLENDOORN HOLDING B.V.,
gevestigd te Harderwijk,
2. GRÉVIN ET COMPAGNIE S.A.,
gevestigd te Plailly, Frankrijk,
VERWEERSTERS in cassatie,
advocaat: mr. D.M. de Knijff.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Leisureplan, HHH en Grévin.
1. Het geding in feitelijke instanties
Leisureplan heeft bij exploot van 16 januari 2002 HHH gedagvaard voor de rechtbank 's-Hertogenbosch en Grévin bij exploot van 30 januari 2002 gedagvaard voor de rechtbank Amsterdam die de zaak wegens verknochtheid heeft verwezen naar de rechtbank 's-Hertogenbosch en, na vermindering van eis, gevorderd, kort gezegd, te verklaren voor recht dat HHH dan wel Grévin aansprakelijk is voor de door Leisureplan geleden en nog te lijden schade als gevolg van niet-nakoming door HHH van haar contractuele verplichtingen welke voortvloeien uit de in de dagvaarding genoemde (voor)overeenkomsten althans als gevolg van de onrechtmatige handelwijze door HHH dan wel Grévin althans ongerechtvaardigde verrijking van HHH dan wel Grévin. In aanvulling op de verklaring voor recht heeft Leisureplan gevorderd HHH en Grévin te veroordelen zorg te dragen dat aan de financiële verplichtingen van F&B Leisure B.V. (hierna: F&B) en Avonturenpark Hellendoorn B.V. (hierna: APH) jegens Rabobank en [A] wordt voldaan, althans dat Leisureplan volledig en onvoorwaardelijk ontslagen wordt uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid voor die verplichtingen.
HHH en Grévin hebben de vorderingen bestreden.
De rechtbank is bij tussenvonnis van 22 december 2004 tot de slotsom gekomen dat HHH en Grévin gehouden waren ervoor te zorgen dat de schulden van F&B en APH aan Rabobank en [A] werden voldaan en dat zij door dit na te laten aansprakelijk zijn voor de dientengevolge door Leisureplan geleden dan wel nog te lijden schade. De rechtbank heeft iedere verdere beslissing aangehouden en bepaald dat op de voet van art. 337 lid 2 Rv tegen dit vonnis hoger beroep kan worden ingesteld.
Tegen dit vonnis hebben HHH en Grévin hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Bij tussenarrest van 24 januari 2006 heeft het hof Leisureplan toegelaten tot bewijslevering. Na getuigenverhoren heeft het hof bij eindarrest van 19 juni 2007 het vonnis waarvan beroep vernietigd en, opnieuw rechtdoende, de vorderingen van Leisureplan afgewezen.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen beide arresten van het hof heeft Leisureplan beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
HHH en Grévin hebben gedeeltelijk geconcludeerd tot referte, voor het overige tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor Leisureplan mede door mr. N.T. Dempsey, advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot vernietiging van de arresten van het hof, voor zover zij de in de subonderdelen 1 en 2, telkens onder b, van onderdeel II van het cassatiemiddel worden bestreden op de grond dat het hof aan in die subonderdelen, sub b, genoemde stellingen van Leisureplan is voorbijgegaan.
De advocaten van Leisureplan en HHH en Grévin hebben bij brieven van onderscheidenlijk 19 en 18 juni 2009 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
3.1 De in onderdeel I aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Hetzelfde geldt voor onderdeel II voor zover het erover klaagt dat het hof heeft verzuimd om op voldoende kenbare en begrijpelijke wijze te beslissen op de subsidiaire en meer subsidiaire vorderingsgrondslagen inhoudende dat HHH en/of Grévin onrechtmatig jegens Leisureplan hebben gehandeld, althans ongerechtvaardigd ten koste van Leisureplan zijn verrijkt, door bij haar het vertrouwen te wekken dat de schulden van F&B en AHP aan Rabobank en [A] zouden worden voldaan maar vervolgens niet te zorgen voor de aflossing daarvan (onderdeel II onder 1 en 2 telkens bij a).
3.2 De klachten van onderdeel II onder 1 en 2 telkens bij b dat het hof heeft verzuimd om op voldoende kenbare en begrijpelijke wijze te beslissen op de subsidiaire en meer subsidiaire vorderingsgrondslagen inhoudende dat HHH en/of Grévin onrechtmatig jegens Leisureplan hebben gehandeld, althans ongerechtvaardigd ten koste van Leisureplan zijn verrijkt, door bij de onderhandse executoriale verkoop van het avonturenpark Hellendoorn samen te spannen met Rabobank en/of te profiteren van de zorgplichtschending van Rabobank jegens haar, zijn evenwel terecht voorgesteld. Uit de bestreden arresten valt inderdaad niet op te maken dat en zo ja waarom het hof de onderhavige subsidiaire en meer subsidiaire grondslagen van de vorderingen van Leisureplan ondeugdelijk achtte. Onderdeel II behoeft voor het overige geen behandeling.
3.3 Nu HHH en Grévin het onder 3.2 bedoelde motiveringsverzuim van het hof niet hebben uitgelokt of verdedigd, zullen de kosten van het geding in cassatie worden gereserveerd.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de arresten van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 24 januari 2006 en 19 juni 2007;
verwijst het geding naar het gerechtshof te Arnhem ter verdere behandeling en beslissing;
reserveert de beslissing omtrent de kosten van het geding in cassatie tot de einduitspraak;
begroot die kosten tot op de uitspraak in cassatie aan de zijde van Leisureplan op € 6.068,03 aan verschotten en € 2.600,-- voor salaris, en aan de zijde van HHH en Grévin op € 5.987,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, E.J. Numann, J.C. van Oven en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 18 september 2009.