ECLI:NL:HR:2009:BI8496

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/02692
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over ongerechtvaardigde verrijking en eigendomsoverdracht

In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], op 22 mei 2000 [betrokkene 1] gedagvaard voor de rechtbank Rotterdam. Eiser vorderde primair de eigendomsoverdracht van de woning aan de [a-straat 1] te [plaats] tegen een koopprijs van ƒ 210.000,-- op basis van een koopoptie. Subsidiair vorderde hij betaling van ƒ 258.297,28 wegens niet-nakoming van de koopoptie, onverschuldigde betaling, dan wel ongerechtvaardigde verrijking. De rechtbank heeft na een tussenvonnis van 30 augustus 2001, waarbij [betrokkene 1] werd opgedragen bewijs te leveren, bij eindvonnis van 21 januari 2004 de primaire vordering toegewezen. Hiertegen heeft [betrokkene 1] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. Tijdens de appelprocedure is [betrokkene 1] overleden, waarna de procedure op naam van haar erfgenamen is voortgezet. Het hof heeft bij tussenarrest van 22 juni 2006 een bewijsopdracht aan eiser gegeven en bij eindarrest van 28 februari 2008 de vonnissen waarvan beroep vernietigd en de vorderingen van eiser afgewezen. Eiser heeft cassatie ingesteld tegen dit arrest. De gezamenlijke erven van [betrokkene 1] hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt eiser in de kosten van het geding in cassatie, begroot op € 2.931,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Uitspraak

18 september 2009
Eerste Kamer
08/02692
EV/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. R. van Kessel,
t e g e n
De gezamenlijke erven van [betrokkene 1],
laatstelijk gewoond hebbende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
advocaat: mr. P.J.L.J. Duijsens.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en de gezamenlijke erven van [betrokkene 1].
1. Het geding in feitelijke instanties
[Eiser] heeft bij exploot van 22 mei 2000 [betrokkene 1] gedagvaard voor de rechtbank Rotterdam en, na wijziging van eis, gevorderd, kort gezegd, primair de eigendomsoverdracht van de woning [a-straat 1] te [plaats] tegen een koopprijs van ƒ 210.000,-- op grond van een koopoptie, subsidiair betaling van ƒ 258.297,28 wegens (i) niet-nakoming van de koopoptie, (ii) onverschuldigde betaling, dan wel (iii) ongerechtvaardigde verrijking.
[Betrokkene 1] heeft de vordering bestreden.
De rechtbank heeft, na een tussenvonnis van 30 augustus 2001 waarbij [betrokkene 1] is opgedragen bewijs te leveren dat het beding slechts tot 1 januari 1994 geldig was, bij eindvonnis van 21 januari 2004 de primaire vordering toegewezen.
Tegen deze vonnissen heeft [betrokkene 1] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. Tijdens de procedure in appel is [betrokkene 1] overleden. De procedure is op haar naam voortgezet door haar erfgenamen.
Bij tussenarrest van 22 juni 2006 heeft het hof een bewijsopdracht aan [eiser] gegeven. Bij eindarrest van 28 februari 2008 heeft het hof de vonnissen waarvan beroep vernietigd en, opnieuw rechtdoende, de primaire en subsidiaire vordering van [eiser] afgewezen.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De gezamenlijke erven van [betrokkene 1] hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het beroep met toepassing van art. 81 RO.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de gezamenlijke erven van [betrokkene 1] begroot op € 2.931,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, W.A.M. van Schendel en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 18 september 2009.