ECLI:NL:HR:2009:BJ7327
Hoge Raad
- Cassatie
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- J.C. van Oven
- C.A. Streefkerk
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Cassatie over executie van dwangsommen en onrechtmatige beslaglegging
In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], op 15 juni 2005 verweerders gedagvaard voor de rechtbank Breda. Eiser vorderde onder andere een verklaring voor recht dat de betekening van exploten van 17 februari 2005 en 14 april 2005 onrechtmatig was, evenals het beslag op zijn onroerend goed en bankrekeningen. Daarnaast vorderde hij dat verweerders het beslag zouden opheffen en hen te veroordelen tot schadevergoeding. De rechtbank heeft op 10 mei 2006 de vorderingen van eiser afgewezen. Eiser heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 18 september 2007 het vonnis van de rechtbank heeft bekrachtigd. Eiser heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen dit arrest van het hof.
In cassatie hebben verweerders primair geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep en subsidiair tot verwerping daarvan. De zaak is behandeld door de Hoge Raad, waarbij de conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekte tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft op 16 oktober 2009 het beroep verworpen en eiser in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op € 371,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelde dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden, en dat nadere motivering niet nodig was, gezien artikel 81 RO.