ECLI:NL:HR:2009:BJ8329

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/00698
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de etikettering van mengvoeders en het evenredigheidsbeginsel

In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gebracht, gaat het om een geschil over de etikettering van mengvoeders en de vraag of een voorschrift dat is gebaseerd op een communautaire richtlijn in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. De Nederlandse Vereniging Diervoederindustrie (Nevedi) heeft de Staat der Nederlanden gedagvaard in kort geding, waarbij zij vorderingen heeft ingesteld om bepaalde bepalingen van de Regeling diervoeders buiten werking te stellen. Deze bepalingen vereisen de vermelding van gewichtspercentages van in mengvoeders voorkomende voedermiddelen. Nevedi vorderde dat deze bepalingen buiten toepassing zouden worden gelaten totdat het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen zou hebben beslist over de geldigheid van de richtlijn die deze voorschriften ondersteunt.

De voorzieningenrechter in 's-Gravenhage heeft de vorderingen van Nevedi afgewezen, waarna Nevedi in hoger beroep is gegaan bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. Het hof heeft het vonnis van de voorzieningenrechter bekrachtigd, waarop Nevedi cassatie heeft ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal, die tot verwerping van het beroep strekte, in overweging genomen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten van Nevedi niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze geen rechtsvragen oproepen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en Nevedi in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. Dit arrest is gewezen door de vice-president en een aantal raadsheren, en openbaar uitgesproken op 13 november 2009.

Uitspraak

13 november 2009
Eerste Kamer
08/00698
EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. NEDERLANDSE VERENIGING DIERVOEDERINDUSTRIE NEVEDI,
gevestigd te Rotterdam,
2. het openbaar lichaam PRODUCTSCHAP DIERVOEDER,
gevestigd te 's-Gravenhage,
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. E. Grabandt,
t e g e n
DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit),
zetelende te 's-Gravenhage,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. D. Stoutjesdijk.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Nevedi c.s. en de Staat, eisers onder 1 en 2 ieder afzonderlijk als Nevedi en het Productschap.
1. Het geding in feitelijke instanties
Nevedi heeft bij exploot van 23 augustus 2006 de Staat in kort geding gedagvaard voor de voorzieningenrechter bij de rechtbank 's-Gravenhage en gevorderd, kort gezegd,
- de leden 2 en 3 van art. 31 van de Regeling diervoeders in de versie van 29 juni 2006 buiten werking te stellen voorzover die bepalingen de vermelding van gewichtspercentages voorschrijven van in mengvoeders voorkomende voedermiddelen, totdat door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen zal zijn beslist dat art. 1 lid 4 van Richtlijn 2002/2/EG voorzover die bepaling de vermelding voorschrijft van gewichtspercentages van in mengvoeders voorkomende voedermiddelen niet nietig dan wel ongeldig is, althans de Staat te bevelen zodanige maatregelen te treffen dat de leden 2 en 3 van art. 31 van de Regeling diervoeders in de versie van 29 juni 2006 tot genoemd tijdstip - op welke formele wijze dan ook - buiten toepassing worden gelaten voorzover die bepalingen de vermelding voorschrijven van gewichtspercentages van in mengvoeders voorkomende voedermiddelen; en
- de zaak te verwijzen naar het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen met het verzoek de in de inleidende dagvaarding genoemde prejudiciële vragen te beantwoorden.
Het Productschap heeft bij (incidentele) conclusie tot voeging van 10 oktober 2006 gevorderd als gevoegde partij aan de zijde van Nevedi te worden toegelaten.
De Staat heeft de vordering van Nevedi bestreden. Tegen de vordering tot incidentele voeging heeft de Staat zich niet verweerd. De voorzieningenrechter heeft de incidentele vordering toegewezen.
De voorzieningenrechter heeft bij vonnis van 23 oktober 2006 de vorderingen van Nevedi c.s. afgewezen.
Tegen het vonnis van de voorzieningenrechter hebben Nevedi c.s. hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij arrest van 6 december 2007 heeft het hof het vonnis van de voorzieningenrechter bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben Nevedi c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staat heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van Nevedi c.s. heeft bij brief van 1 oktober 2009 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt Nevedi c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Staat begroot op € 374,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, A.M.J. van Buchem-Spapens, E.J. Numann en W.A.M. van Schendel, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 13 november 2009.