ECLI:NL:HR:2009:BJ9924
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- H.A.G. Splinter-van Kan
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van ontnemingsbedrag in cassatie met betrekking tot wederrechtelijk verkregen voordeel
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 november 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam. Het beroep in cassatie was ingesteld door de betrokkene, vertegenwoordigd door advocaat mr. B.K.M. Fritz. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij de verdachte, geboren in 1975, werd aangesproken op een ontnemingsbedrag van € 40.000,-. De Advocaat-Generaal Jörg had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen ten aanzien van de opgelegde verplichting tot betaling van het ontnemingsbedrag, en tot vermindering daarvan. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de hoogte van het opgelegde bedrag. De Hoge Raad heeft het te betalen bedrag vastgesteld op € 38.000,- en het beroep voor het overige verworpen.
De Hoge Raad oordeelde dat het middel niet tot cassatie kon leiden, en dat er geen nadere motivering nodig was, aangezien het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Tevens werd ambtshalve beoordeeld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, was overschreden, wat leidde tot de vermindering van de betalingsverplichting. De uitspraak werd gedaan door vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, en werd uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.