ECLI:NL:HR:2009:BK0021

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/13060
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zware verwondingen door onvoorzichtig rijgedrag

In deze zaak gaat het om een verkeersongeluk dat plaatsvond op 14 november 2004 te Halfweg, waarbij de verdachte, bestuurder van een Citroën BX, een voetganger aanreed. De verdachte reed met een snelheid van ongeveer 70 km/u, terwijl de maximumsnelheid op dat punt 50 km/u was. Het verkeerslicht ter plaatse was op geel gesprongen, maar de verdachte besloot zijn snelheid te verhogen in plaats van te stoppen. De voetganger, genaamd [slachtoffer], was bezig de weg over te steken en liep enkele meters voorbij de voetgangersoversteekplaats. De aanrijding resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor de voetganger, waaronder kneuzingen van de hersenen en gebroken botten.

De Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het Hof, dat de verdachte in hoge mate onvoorzichtig en onoplettend had gereden, niet blijk gaf van een onjuiste rechtsopvatting. De bewezenverklaring was naar de eisen van de wet met redenen omkleed. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak echter wat betreft de opgelegde taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis, en verminderde deze naar respectievelijk 135 uren en 67 dagen. De uitspraak werd gedaan op 13 oktober 2009, na een cassatieberoep van de verdachte, die door zijn advocaat was ingesteld. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van het arrest wat betreft de hoogte van de straf, maar verwerping van het beroep voor het overige.

Uitspraak

13 oktober 2009
Strafkamer
nr. 07/13060
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 10 april 2007, nummer 23/002611-06, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1957, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J.W. Schouten, advocaat te Arnhem, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft de hoogte van de opgelegde straf, tot vermindering daarvan en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het eerste en het derde middel
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beoordeling van het tweede middel
3.1. Het middel klaagt over de bewezenverklaring voor zover inhoudende dat de verdachte 'in hoge mate onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden'.
3.2.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij:
"op 14 november 2004 te Halfweg in de gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude, als verkeersdeelnemer, te weten als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, van het merk Citroën, type BX), daarmede rijdende in westelijke richting over (de voor het openbaar verkeer openstaande weg) de Provinciale weg N200, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, immers heeft hij toen daar rijdende over die weg, welke weg ter plaatse was gelegen binnen de bebouwde kom en op welke weg een maximumsnelheid van 50 kilometer per uur was toegestaan en naderende een ter hoogte van de kruising van die weg met (de voor het openbaar verkeer openstaande wegen) de Dubbele Buurt en de Oranje Nassaustraat gelegen oversteekplaats, terwijl voornoemd kruispunt vooraf door een geel knipperlicht was aangeduid als een gevaarlijk punt en voorzichtigheid was geboden, terwijl voor voornoemd kruispunt werd gewaarschuwd voor verkeerslichten, aangeduid door bord J32 van bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, omstreeks 18.14 uur, in hoge mate onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden door met een hogere dan voornoemde maximum snelheid te rijden en ter hoogte van voornoemde kruising niet te stoppen voor een in zijn richting gekeerd geel licht uitstralend verkeerslicht en daarbij - rijdende over de linkerrijstrook voor het rechtdoorgaande verkeer - een op de rechterrijstrook voor het rechtdoorgaande verkeer tot stilstand komend of stilstaand ander motorrijtuig te passeren en bij de nadering van een in die weg gelegen voetgangersoversteekplaats, waar toen op een plaats gelegen in de directe nabijheid van die voetgangersoversteekplaats een voetganger doende was de weg over te steken, niet zijn motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover de weg vrij en te overzien was dan wel behoorlijk uit te wijken voor die voetganger, terwijl hij, verdachte, die voetganger reeds zo dicht was genaderd, dat hij hem niet meer kon ontwijken en dat er een aanrijding is ontstaan tussen dat door hem bestuurde motorrijtuig en die voetganger, waardoor die voetganger, genaamd [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel, te weten een kneuzing van de hersenen met eenzijdige verlamming van de linker lichaamshelft en 3 gebroken ruggenwervels en een gebroken bekken en heupkom en een gebroken knie, heeft opgelopen."
3.2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
a. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, voor zover inhoudende:
"Het is juist dat ik op 14 november 2004 omstreeks 18.14 uur te Halfweg in de gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude als bestuurder van een personenauto, van het merk Citroen, type BX, in westelijke richting heb gereden over de Provinciale weg N200, waarbij vlak na de kruising van die weg met de Dubbele Buurt en de Oranje Nassaustraat een aanrijding is ontstaan tussen dat door mij bestuurde motorrijtuig en een voetganger, genaamd [slachtoffer], waardoor deze zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Ik ben schuldig aan die aanrijding. Ik reed op dat moment ongeveer 70 km per uur, terwijl je daar maar 50 mag rijden en ik had dat moeten weten. Het betreft hier een onoverzichtelijke situatie.
Vlak voor de aanrijding plaatsvond, was ik bezig in te halen, waardoor ik op de linker weghelft reed. Ik haalde in omdat die andere auto, die op de rechter rijstrook voor het rechtdoorgaande verkeer reed, aan het uitrollen was bij het naderen van de kruising. Het verkeerslicht van genoemde kruising sprong op oranje en ik gaf toen gas. Genoemde [slachtoffer] was bezig over te steken, en die heb ik vervolgens geschept. Hij kwam neer ver ná de kruising."
b. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg, voor zover inhoudende:
"Toen het verkeerslicht op oranje sprong, heeft de aanwezigheid van een flitspaal mij ertoe gebracht om gas bij te geven. Ik ben mij bewust van de verkeerssituatie op dit kruispunt. Er bevindt zich een slinger in de weg. Ik neem de verantwoordelijkheid van het gebeurde op mij. Ik heb gewoon onvoldoende opgelet."
c. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisanten:
"(p 4) Op 14 november 2004 vond omstreeks 18.14 uur op de rijbaan van de Provinciale weg N200, ter hoogte van de kruising met de Oranje Nassaustraat en de Dubbele Buurt, ter plaatse gelegen binnen de bebouwde kom van Halfweg in de gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude, een ongeval plaats tussen een personenauto en een overstekende voetganger.
De personenauto - een motorrijtuig - was een Citroën van het type BX. De bestuurder was [verdachte].
Het slachtoffer was [slachtoffer]. Deze persoon is ten gevolge van dit ongeval zwaar gewond geraakt en overgebracht naar het V.U. Ziekenhuis (het hof begrijpt: het VUMC) te Amsterdam.
De bestuurder reed over de noordelijke rijbaan van de Provinciale weg N200, komende uit de richting van Amsterdam en gaande in de richting van Haarlem.
Uit de snelheidsanalyse is gebleken dat de bestuurder minimaal heeft gereden met een snelheid tussen de 70,75 en 73,16 km per uur. Ter plaatse is de toegestane snelheid 50 km per uur.
[Slachtoffer] liep over het ten noorden van de Provinciale weg N200 gelegen trottoir. Uit onderzoek is gebleken dat [slachtoffer] een aantal meters ten westen van de voetgangersoversteekplaats op genoemde weg is overgestoken. Op het moment dat hij begonnen was met oversteken werd hij aangereden door de Citroën BX.
(p7) Verkeersmaatregelen ter plaatse.
Wij zagen het volgende:
- Genoemde wegen zijn voor het openbaar verkeer opengesteld.
- Een geel knipperlicht, dat de betekenis heeft: gevaarlijk punt; voorzichtigheid geboden.
- Bij dit gele knipperlicht is een waarschuwingsbord conform model J32 van de Bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 geplaatst; onder dit bord is een onderbord geplaatst waarop wordt aangegeven dat de afstand tot de verkeerslichten (het hof begrijpt: geplaatst bij vorenbedoelde kruising) 300 meter bedraagt.
(p14) De bestuurder, [verdachte], reed over de noordelijke rijbaan van de Provinciale weg N200, gaande in westelijke richting. Hij naderde de kruising van genoemde weg met de Oranje Nassaustraat en de Dubbele Buurt over de linkerrijstrook voor het rechtdoorgaande verkeer. Volgens zijn eigen verklaring en de verklaringen van diverse getuigen veranderde het voor hem geldende verkeerslicht van groen licht naar oranje licht (het hof begrijpt: het in de telastelegging bedoeld 'in zijn richting gekeerd geel licht uitstralend verkeerslicht'). [Verdachte] besloot zijn snelheid te verhogen door gas bij te geven.
Volgens zijn eigen verklaring reed hij met een snelheid van ongeveer 70 km per uur het kruisingsvlak op. Nog voordat hij bij de westelijk gelegen voetgangersoversteekplaats was zag hij een voetganger, [slachtoffer], de noordelijke rijbaan van de N200 oversteken. [slachtoffer] liep, gezien vanuit de rijrichting van [verdachte], enkele meters voorbij deze oversteekplaats. [Verdachte] heeft een noodremming ingezet, maar kon een aanrijding met [slachtoffer] niet voorkomen. Vervolgens raakte [verdachte] met de voorzijde van zijn voertuig [slachtoffer]."
d. een formulier van het VUMC te Amsterdam houdende medische informatie betreffende [slachtoffer], voor zover inhoudende:
"Uitwendig waargenomen letsel:
- kneuzing van de hersenen met eenzijdige verlamming van de linker lichaamshelft;
- 3 gebroken ruggewervels;
- gebroken bekken en heupkom;
- gebroken knie."
3.3. Bij de beoordeling van het middel moet worden vooropgesteld dat in cassatie slechts kan worden onderzocht of de schuld aan het verkeersongeval in de zin van art. 6 WVW 1994, in het onderhavige geval het bewezenverklaarde in hoge mate onvoorzichtig en onoplettend rijden, uit de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid. Daarbij komt het aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Voorts verdient opmerking dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin (vgl. HR 1 juni 2004, LJN AO5822, NJ 2005, 252).
3.4. Het Hof heeft blijkens de gebezigde bewijsmiddelen onder meer het volgende vastgesteld. De verdachte, die als bestuurder van een personenauto reed over de Provincialeweg N200, is bij het naderen van de kruising met de Oranje Nassaustraat en de Dubbele Buurt in Halfweg, welke kruising - naar de verdachte bekend was - onoverzichtelijk is en gevaarlijk waarvoor met een geel knipperlicht wordt gewaarschuwd, niet gestopt toen een in zijn richting gekeerd verkeerslicht veranderde van groen licht naar geel licht. In plaats daarvan besloot hij zijn snelheid te verhogen door gas bij te geven. De verdachte reed op dat moment op de linkerrijstrook voor het rechtdoorgaande verkeer en was bezig een op de rechterrijstrook rijdende auto, die aan het uitrollen was voor de kruising, in te halen. De verdachte is daarop met een snelheid van ten minste zeventig km per uur het kruisingsvlak opgereden, terwijl de ter plaatse toegestane snelheid vijftig km per uur bedroeg. Hij heeft vervolgens met zijn auto een voetganger geschept die aldaar aan het oversteken was.
3.5. Gelet op het geheel van die vaststellingen geeft 's Hofs oordeel dat de verdachte in hoge mate onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden en dat derhalve sprake is van schuld in de zin van art. 6 WVW 1994, niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting. De bewezenverklaring is naar de eis der wet met redenen omkleed.
3.6. Het middel faalt derhalve.
4. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde taakstraf van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis.
5. Slotsom
Nu de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, terwijl de Hoge Raad geen andere dan de hiervoor onder 4 genoemde grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft het aantal uren te verrichten taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis;
vermindert het aantal uren taakstraf in die zin dat dit 135 uren bedraagt;
vermindert de duur van de vervangende hechtenis in die zin dat deze 67 dagen beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 13 oktober 2009.