ECLI:NL:HR:2009:BK0261
Hoge Raad
- Cassatie
- A.G. van Hilten
- Rechtspraak.nl
Belasting zware motorrijtuigen en de bestemming van vrachtwagens voor goederenvervoer
In deze zaak, die betrekking heeft op de belasting zware motorrijtuigen, zijn er vijf (proef)procedures aangespannen door belanghebbenden die als lijnrijders opereren. Deze lijnrijders kopen bloemen en planten op de veiling in Nederland en verkopen deze in het buitenland. De vrachtwagens die zij gebruiken voor het vervoer zijn uitgerust met een zijdeur, een inklapbare trap, een zware koelinstallatie en tl-verlichting. De centrale vraag in deze procedures is of deze vrachtwagens, ondanks hun gebruik voor verkoopactiviteiten, uitsluitend bestemd zijn voor goederenvervoer volgens de Wet belasting zware motorrijtuigen en de bijbehorende richtlijn.
Het Hof heeft geoordeeld dat de algemene bestemming van de voertuigen het vervoer van goederen is, in tegenstelling tot de Rechtbank. De belanghebbenden hebben cassatie ingesteld tegen de uitspraken die hen zijn gericht. Er zijn formele punten aan de orde, zoals het feit dat in twee van de zaken niet door de belastingplichtige zelf is geprocedeerd, maar door een vennootschap onder firma. Dit leidt tot de conclusie dat de vennootschap geen kentekenhouder kan zijn en dus niet belastingplichtig is. De Inspecteur moet de uitspraak op bezwaar vernietigen en opnieuw beslissen op het bezwaar van de firmant.
In een andere zaak is onduidelijk wie de kentekenhouder van de vrachtwagen is, maar de feitelijke instanties hebben vastgesteld dat de belanghebbende de kentekenhouder en belastingplichtige is. De A-G gaat ervan uit dat deze vaststelling juist is, omdat daarover in cassatie niet verder is geklaagd. De A-G van Hilten stelt dat de belasting verschuldigd is door zowel ondernemers die goederen van derden vervoeren als door ondernemers die eigen goederen vervoeren, zoals de belanghebbenden. Dit is in lijn met de richtlijn en eerdere jurisprudentie.
Het Hof heeft terecht geoordeeld dat de vrachtwagens bestemd zijn voor goederenvervoer. De aanpassingen aan de voertuigen zijn van ondergeschikt belang en veranderen de bestemming niet. Een beleidsbesluit van de staatssecretaris van Financiën kan geen gerechtvaardigd vertrouwen bieden dat de vrachtwagens niet onder de wet vallen. Ook de proceskostenvergoeding leidt niet tot cassatie, aangezien partijen in één van de zaken het eens waren over de vergoeding.