ECLI:NL:HR:2009:BK0298
Hoge Raad
- Cassatie
- A.G. van Hilten
- Rechtspraak.nl
Belasting zware motorrijtuigen en de bestemming van vrachtwagens voor goederenvervoer
In deze zaak, die betrekking heeft op de belasting zware motorrijtuigen, zijn er vijf (proef)procedures aangespannen door belanghebbenden die als lijnrijders opereren. Deze lijnrijders kopen bloemen en planten op veilingen in Nederland, vervoeren deze naar het buitenland en verkopen ze daar aan detail- en groothandelaren. De vrachtwagens die zij gebruiken zijn uitgerust met een zijdeur, een inklapbare trap, een zware koelinstallatie en tl-verlichting, en zijn ingericht om een looppad te creëren voor het vervoer van rolcontainers met bloemen en planten. De centrale vraag in deze procedures is of deze vrachtwagens, ondanks hun gebruik voor verkoopactiviteiten, uitsluitend bestemd zijn voor goederenvervoer volgens de Wet belasting zware motorrijtuigen en de bijbehorende richtlijn.
Het Hof heeft geoordeeld dat de algemene bestemming van de voertuigen, en daarmee de 'uitsluitende bestemming', het vervoer van goederen is. De belanghebbenden hebben cassatie ingesteld tegen de uitspraken die hen zijn gericht. Er zijn formele punten aan de orde, waarbij in twee van de zaken is vastgesteld dat er niet door de belastingplichtige zelf is geprocedeerd, maar door een vennootschap onder firma. Dit leidt tot de conclusie dat deze vennootschap geen kentekenhouder kan zijn en dus niet belastingplichtig is. In een andere zaak is onduidelijk wie de kentekenhouder is, maar de feitelijke instanties hebben vastgesteld dat de belanghebbende de kentekenhouder en belastingplichtige is.
Inhoudelijk is het van belang dat volgens de Wet belasting zware motorrijtuigen een zwaar motorrijtuig uitsluitend bestemd moet zijn voor goederenvervoer. De A-G van Hilten stelt dat de belasting verschuldigd is door zowel ondernemers die goederen van derden vervoeren als door ondernemers die eigen goederen vervoeren. Dit is in lijn met de richtlijn 1999/62/EG en eerdere jurisprudentie van het HvJ EG. Het Hof heeft terecht geoordeeld dat de vrachtwagens bestemd zijn voor goederenvervoer, en dat de aanpassingen aan de voertuigen de bestemming niet wijzigen. Ook kan er geen gerechtvaardigd vertrouwen worden ontleend aan een beleidsbesluit van de staatssecretaris van Financiën dat de vrachtwagens niet onder de wet vallen. De uitspraak van het Hof wordt niet gepubliceerd.