ECLI:NL:HR:2009:BK3063

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/01455
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroepsaansprakelijkheid en schadevergoeding door te late opzegging van pachtovereenkomst door advocaat

In deze zaak gaat het om beroepsaansprakelijkheid van een advocaat in verband met schade die is ontstaan door een te late opzegging van een pachtovereenkomst. De eiser, wonende te [woonplaats], heeft de verweerster, eveneens wonende te [woonplaats], gedagvaard voor de rechtbank te Alkmaar. De eiser vorderde aanvankelijk een bedrag van ƒ 213.672,--, dat later is vermeerderd tot ƒ 699.970,--. De verweerster heeft de vordering bestreden. De rechtbank heeft in een tussenvonnis van 4 juni 1992 en een tussenvonnis van 29 april 1993 de zaak naar de rol verwezen voor het nemen van een akte door de eiser. Het gerechtshof te Amsterdam heeft in hoger beroep op 9 juni 1994 de vonnissen van de rechtbank bekrachtigd. Na verdere vonnissen heeft de rechtbank op 6 augustus 1998 de verweerster veroordeeld tot betaling van ƒ 213.672,--, met rente en kosten. De verweerster heeft incidenteel hoger beroep ingesteld, en het hof heeft op 20 december 2007 het vonnis van de rechtbank bekrachtigd. Tegen dit arrest heeft de eiser cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman, die strekte tot verwerping van het cassatieberoep, gevolgd. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eiser in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op € 1.219,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Uitspraak

22 december 2009
Eerste Kamer
08/01455
EE/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.L.J. Duijsens,
t e g e n
[Verweerster],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. T. Riyazi.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerster].
1. Het geding in feitelijke instanties
[Eiser] heeft bij exploot van 25 juli 1991 [verweerster] gedagvaard voor de rechtbank te Alkmaar en gevorderd, kort gezegd, [verweerster] te veroordelen aan [eiser] te betalen een bedrag van ƒ 213.672,--, met rente en kosten. Bij akte van 27 oktober 1994 heeft [eiser] zijn vordering vermeerderd tot een bedrag van ƒ 699.970,--.
[Verweerster] heeft de vordering bestreden.
Na een tussenvonnis van 4 juni 1992 heeft de rechtbank bij tussenvonnis van 29 april 1993 de zaak naar de rol verwezen voor het nemen van een akte door [eiser]. Tegen de vonnissen van 4 juni 1992 en 29 april 1993 heeft [verweerster] appel ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. Bij arrest van 9 juni 1994 heeft het hof voornoemde vonnissen bekrachtigd. Hierna heeft de rechtbank na vonnissen van 19 oktober 1995 en 28 maart 1996, bij eindvonnis van 6 augustus 1998 [verweerster] veroordeeld tot betaling aan [eiser] van een bedrag van ƒ 213.672,--, met rente en kosten. Het meer of anders gevorderde heeft de rechtbank afgewezen.
Tegen het eindvonnis van 6 augustus 1998 heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. [Verweerster] heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij arrest van 20 december 2007 heeft het hof, in principaal en incidenteel beroep, het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerster] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 1.219,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president F.H. Koster op 22 december 2009.