ECLI:NL:HR:2009:BK3211

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/01621
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing getuigenverzoek in strafzaak met betrekking tot inbreuk op persoonlijke levenssfeer

In deze zaak, die op 22 december 2009 door de Hoge Raad is behandeld, ging het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte was beschuldigd van het stelselmatig inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van twee personen, met het oogmerk hen vrees aan te jagen. De verdachte had in hoger beroep verzocht om het horen van getuigen, maar het Hof had dit verzoek afgewezen. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof de juiste maatstaf had toegepast door te overwegen dat het niet horen van de getuigen de verdachte niet in haar verdediging zou schaden. Echter, met betrekking tot de getuige die in de appelschriftuur onder 5 en 7 was genoemd, was het oordeel van het Hof niet zonder meer begrijpelijk, omdat de verdachte het tenlastegelegde had ontkend en had verklaard de aangeefster niet te kennen. Dit leidde tot de conclusie dat het middel in zoverre slaagde. De Hoge Raad vernietigde het bestreden arrest en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem voor hernieuwde behandeling van het hoger beroep.

Uitspraak

22 december 2009
Strafkamer
nr. 08/01621
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 30 oktober 2007, nummer 21/004224-06, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. G.F.M.G. Heutink, advocaat te Apeldoorn, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1. Het middel klaagt over de afwijzing door het Hof van in de appelschriftuur genoemde getuigen.
2.2.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"1. zij in de periode van 1 mei 2005 tot en met 16 april 2006 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van een man, genaamd [betrokkene 1], met het oogmerk genoemde [betrokkene 1],
- vrees aan te jagen,
immers hebben zij, verdachte, en haar mededaders daartoe toen aldaar:
- genoemde [betrokkene 1] en via vrienden/kennissen van die [betrokkene 1], veelvuldig opgebeld en zogenaamde SMS-berichten en e-mails toegezonden waarin zij, verdachte en haar mededaders die [betrokkene 1] bedreigende en beledigende en seksueel getinte opmerkingen maakten, zoals SMS-berichten en e-mails met de volgende inhoud: "We maken je kapot" en "We zorgen er voor dat je niets en niemand meer over houdt" en "Pas op voor [betrokkene 1], hij lult over je, pas op voor [betrokkene 1] hij probeert je alleen maar het bed in te krijgen";
2. zij in de periode van 6 februari 2006 tot en met 9 maart 2006 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van een vrouw, genaamd [betrokkene 2], met het oogmerk genoemde [betrokkene 2]
- vrees aan te jagen,
immers hebben zij, verdachte, en haar mededader daartoe toen aldaar:
- genoemde [betrokkene 2], (veelvuldig) opgebeld en zogenaamde SMS-berichten gestuurd waarin zij, verdachte en haar mededader die [betrokkene 2] beledigende en seksueel getinte opmerkingen maakten, zoals telefoongesprekken/voicemailberichten waarbij het woord "hoer" en "slet" door verdachte en haar mededader werden gebezigd en een SMS-bericht met de volgende inhoud: "[betrokkene 2] hoer uit [plaats] en slet! Laat je maar gebruiken! Daar ben je alleen maar goed voor! Lelijk wijf! Je lijkt net een kerel zegt [betrokkene 1] tenminste!"."
2.2.2. Bij de op de voet van art. 434, eerste lid, Sv aan de Hoge Raad gezonden stukken bevindt zich een appelschriftuur van 26 oktober 2006, die onder meer inhoudt:
"Voorts wordt hierbij door/namens de verdachte, opgegeven welke getuigen zij ter terechtzitting wil doen oproepen, te weten:
(...)
3. [getuige 1]
(...)
5. [betrokkene 2]
(...)
6. [getuige 2]
(...)
7. [betrokkene 2]
(...)
8. [getuige 3]
(...)
9. [getuige 4]
(...)
Het is in het belang van de verdediging, dat de hierboven genoemde personen, als getuigen worden gehoord.
De genoemde personen kunnen als getuigen verklaren, dat de verdachte zich aan de ten laste gelegde feiten, niet schuldig heeft gemaakt."
2.2.3. Het bestreden arrest is mede gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 2 april 2007. Het proces-verbaal van die terechtzitting houdt onder meer in:
"De raadsman voert aan, zakelijk weergegeven:
Ik blijf bij mijn schriftelijke verzoek van 26 oktober 2006 tot het horen van de getuigen. Cliënte heeft een schriftelijke toelichting geschreven waarin zij heeft vermeld waarover de getuigen kunnen verklaren. Ik verzoek u het onderzoek aan te houden en te verwijzen naar de rechter-commissaris.
(...)
De getuigen zijn al door de politie gehoord. Verklaringen bij de politie bevatten echter niet altijd de gehele waarheid.
(...)
Na gehouden beraad deelt de voorzitter als beslissing van het hof mede:
- dat het hof het als getuige horen van de in de appelschriftuur genoemde getuigen 3, (...) 6, (...) 8 en 9 afwijst. Verdachte wordt door het niet oproepen van deze gevraagde getuigen redelijkerwijs niet in haar verdediging geschaad."
2.3. Door te overwegen dat het verzoek om de getuigen op te roepen wordt afgewezen nu redelijkerwijs valt aan te nemen dat door het niet horen van deze personen de verdachte niet in zijn verdediging wordt geschaad, heeft het Hof de juiste maatstaf toegepast.
2.4. Met betrekking tot de in de appelschriftuur onder 5 en 7 genoemde [betrokkene 2] respectievelijk [betrokkene 2], met wie kennelijk een en dezelfde persoon is bedoeld, is 's Hofs oordeel, zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet zonder meer begrijpelijk. De Hoge Raad neemt hierbij in aanmerking dat de verdachte het tenlastegelegde heeft ontkend en heeft verklaard de aangeefster van feit 2, te weten [betrokkene 2], niet te kennen, terwijl het Hof haar aangifte als bewijsmiddel van beide tenlastegelegde feiten heeft gebezigd. In zoverre slaagt het middel.
3. Beoordeling van het tweede middel
Voor onderzoek door de cassatierechter komen alleen in aanmerking middelen van cassatie als in de wet bedoeld. Als een zodanig middel kan slechts gelden een stellige en duidelijke klacht over de schending van een bepaalde rechtsregel en/of het verzuim van een toepasselijk vormvoorschrift door de rechter die de bestreden uitspraak heeft gewezen. De als middel aangeduide klacht voldoet niet aan dit vereiste, zodat zij onbesproken moet blijven.
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 22 december 2009.