ECLI:NL:HR:2009:BK5986
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- C. Schaap
- M.W.C. Feteris
- Rechtspraak.nl
Toepassing van artikel 6 EVRM op belastinggeschillen en proceskostenvergoeding
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 10 oktober 2008, betreffende een verzoek om een veroordeling in de proceskosten na een belastingaanslag voor het jaar 2003. De Inspecteur had de voorlopige aanslag na bezwaar verminderd, maar het verzoek van belanghebbende om een proceskostenvergoeding werd afgewezen. De Rechtbank te Leeuwarden verklaarde het beroep van belanghebbende gegrond en kende een vergoeding toe, maar het Hof vernietigde deze uitspraak voor wat betreft de proceskostenvergoeding en verlaagde het bedrag. Belanghebbende ging in cassatie tegen deze uitspraak.
De Hoge Raad beoordeelt de klachten van belanghebbende, waarbij de eerste klacht niet tot cassatie leidt. De tweede klacht betreft de vraag of de geringe hoogte van de proceskostenvergoeding een beperking van de toegang tot de rechter vormt en of het recht op een volledige proceskostenvergoeding kan worden aangemerkt als een burgerlijk recht in de zin van artikel 6 EVRM. De Hoge Raad oordeelt dat artikel 6 EVRM niet van toepassing is op geschillen die uitsluitend belastingaanslagen betreffen, en dat de hoogte van de kostenvergoeding in dit geval geen strijd vormt met artikel 6 EVRM. De Hoge Raad concludeert dat de klachten falen en verklaart het beroep in cassatie ongegrond. Er zijn geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.W. van den Berge als voorzitter, en de raadsheren C. Schaap en M.W.C. Feteris, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 11 december 2009.