ECLI:NL:HR:2010:BK3517
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Vernietiging en vermindering van gevangenisstraf wegens overschrijding redelijke termijn in cassatie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 januari 2010 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte, geboren in 1951 en ten tijde van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Veenhuizen', had beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak. De advocaat van de verdachte, mr. J. Boksem, heeft middelen van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke vernietiging van het bestreden arrest, met een vermindering van de opgelegde straf en verwerping van het beroep voor het overige.
De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, die is verminderd tot drie jaar en tien maanden. Het beroep is voor het overige verworpen. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden, met uitzondering van het vierde middel dat betrekking heeft op de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase. Dit middel is gegrond bevonden, omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden, wat heeft geleid tot een overschrijding van de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep, wat aanleiding gaf tot de vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf. De uitspraak is gedaan door de vice-president en twee raadsheren, en is openbaar gemaakt op 5 januari 2010.