ECLI:NL:HR:2010:BK5496
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.W. Ilsink
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de opgelegde gevangenisstraf in cassatie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 maart 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 23 oktober 2007. De verdachte, geboren in 1955 en ten tijde van de betekening zonder bekende woon- of verblijfplaats, had beroep in cassatie ingesteld. De verdediging werd gevoerd door mr. L.P.H. Hameleers en mr. A.A. Franken, die middelen van cassatie hebben voorgesteld. De Advocaat-Generaal Vegter concludeerde tot vernietiging van het bestreden arrest, maar enkel ten aanzien van de opgelegde straf, en tot vermindering daarvan. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De gevangenisstraf is verminderd tot vierendertig maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Het beroep is voor het overige verworpen.
De Hoge Raad heeft de middelen van de verdediging beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie konden leiden. Dit behoeft geen nadere motivering, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Tevens heeft de Hoge Raad ambtshalve de bestreden uitspraak beoordeeld en vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, is overschreden, wat heeft geleid tot de vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf.
De uitspraak is gedaan door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.W. Ilsink en W.M.E. Thomassen, in aanwezigheid van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven. De beslissing is op 2 maart 2010 uitgesproken.