ECLI:NL:HR:2010:BK6025

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/03753
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • P. Lourens
  • C.B. Bavinck
  • J.A.C.A. Overgaauw
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over dividendbelasting en afdracht door B.V. Belegging-Maatschappij "X"

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 april 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de afdracht van dividendbelasting door B.V. Belegging-Maatschappij "X". De belanghebbende had op 7 juni 2005, 25 juli 2005, 15 mei 2006 en 21 juli 2006 dividenden aan haar aandeelhouder ter beschikking gesteld en had hierover bedragen aan dividendbelasting afgedragen. Na bezwaar tegen deze afdracht, dat door de Inspecteur werd afgewezen, is de belanghebbende in beroep gegaan bij de Rechtbank te 's-Gravenhage. De Rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarna de belanghebbende cassatie heeft ingesteld en twee middelen heeft voorgesteld.

De Staatssecretaris van Financiën heeft gereageerd met een verweerschrift en tevens incidenteel beroep in cassatie ingesteld. De belanghebbende heeft hierop gereageerd en in het principale beroep een conclusie van repliek ingediend. De Staatssecretaris heeft vervolgens een conclusie van dupliek ingediend. De Advocaat-Generaal P.J. Wattel heeft op 19 november 2009 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het principale beroep en tot het buiten behandeling laten van het incidentele beroep.

De Hoge Raad heeft de voorgestelde middelen in het principale beroep beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit was in overeenstemming met artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, aangezien de middelen geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling oproepen. Het incidentele beroep werd niet behandeld, omdat het enkel was ingesteld voor het geval het principale beroep zou slagen, wat niet het geval was. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten en heeft het principale beroep in cassatie ongegrond verklaard.

Uitspraak

Nr. 08/03753
16 april 2010
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van B.V. Belegging-Maatschappij "X" te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraken van de Rechtbank te 's-Gravenhage van 16 juli 2008, nrs. AWB 07/2659 DIVBEL, AWB 07/2661 DIVBEL, AWB 07/2662 DIVBEL en AWB 07/2669 DIVBEL, betreffende op aangifte afgedragen bedragen aan dividendbelasting.
1. Het geding in feitelijke instantie
Belanghebbende heeft ter zake van op 7 juni 2005, 25 juli 2005, 15 mei 2006 en 21 juli 2006 aan haar aandeelhouder ter beschikking gestelde dividenden op aangifte bedragen aan dividendbelasting afgedragen. Belanghebbende heeft tegen de afdracht van deze bedragen bezwaar gemaakt en verzocht om teruggaaf, welk verzoeken bij uitspraken van de Inspecteur zijn afgewezen.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank.
De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank beroep in cassatie ingesteld en daarbij twee middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend. Hij heeft tevens incidenteel beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
Belanghebbende heeft het incidentele beroep beantwoord.
Belanghebbende heeft in het principale beroep een conclusie van repliek ingediend.
De Staatssecretaris heeft in het principale beroep een conclusie van dupliek ingediend.
De Advocaat-Generaal P.J. Wattel heeft op 19 november 2009 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het principale beroep en tot het buiten behandeling laten van het incidentele beroep.
Belanghebbende heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de in het principale beroep voorgestelde middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling (vgl. HR 9 april 2010, nr. 09/01703, LJN BK6071).
4. Het incidentele beroep
Nu het incidentele beroep kennelijk alleen is ingesteld voor het geval het principale beroep zou slagen, maar dit geval zich niet voordoet, behoeft het geen behandeling.
5. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
6. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het principale beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer P. Lourens als voorzitter, en de raadsheren C.B. Bavinck en J.A.C.A. Overgaauw, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 16 april 2010.