ECLI:NL:HR:2010:BK6025
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- J.A.C.A. Overgaauw
- Rechtspraak.nl
Cassatie over dividendbelasting en afdracht door B.V. Belegging-Maatschappij "X"
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 april 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de afdracht van dividendbelasting door B.V. Belegging-Maatschappij "X". De belanghebbende had op 7 juni 2005, 25 juli 2005, 15 mei 2006 en 21 juli 2006 dividenden aan haar aandeelhouder ter beschikking gesteld en had hierover bedragen aan dividendbelasting afgedragen. Na bezwaar tegen deze afdracht, dat door de Inspecteur werd afgewezen, is de belanghebbende in beroep gegaan bij de Rechtbank te 's-Gravenhage. De Rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarna de belanghebbende cassatie heeft ingesteld en twee middelen heeft voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft gereageerd met een verweerschrift en tevens incidenteel beroep in cassatie ingesteld. De belanghebbende heeft hierop gereageerd en in het principale beroep een conclusie van repliek ingediend. De Staatssecretaris heeft vervolgens een conclusie van dupliek ingediend. De Advocaat-Generaal P.J. Wattel heeft op 19 november 2009 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het principale beroep en tot het buiten behandeling laten van het incidentele beroep.
De Hoge Raad heeft de voorgestelde middelen in het principale beroep beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit was in overeenstemming met artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, aangezien de middelen geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling oproepen. Het incidentele beroep werd niet behandeld, omdat het enkel was ingesteld voor het geval het principale beroep zou slagen, wat niet het geval was. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten en heeft het principale beroep in cassatie ongegrond verklaard.