ECLI:NL:HR:2010:BK6313
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- H.A.G. Splinter-van Kan
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Betekeningsperikelen bij inleidende dagvaarding in strafzaak
In deze zaak gaat het om de geldigheid van de betekening van de inleidende dagvaarding in een strafzaak. De Hoge Raad heeft op 2 maart 2010 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte, geboren in 1985 en woonachtig aan een adres in Duitsland, had zijn dagvaarding niet ontvangen omdat deze niet op het door hem opgegeven adres was uitgereikt. De advocaat van de verdachte, mr. R.T.R.F. Carli, stelde dat de inleidende dagvaarding niet rechtsgeldig was betekend, omdat er geen poging was gedaan om deze op het juiste adres uit te reiken. De Advocaat-Generaal Machielse concludeerde tot vernietiging van het bestreden arrest, met uitzondering van het vonnis van de Politierechter te Zutphen, en vroeg om verwijzing van de zaak naar de Politierechter te Zutphen voor herbehandeling.
De Hoge Raad oordeelde dat de stukken van het geding niet aantonen dat de inleidende dagvaarding op het juiste adres is betekend. De Hoge Raad stelde vast dat de onbekendheid van de feitelijke woon- of verblijfplaats van de verdachte niet kan worden aangenomen zonder dat er een poging is gedaan om de dagvaarding op een voor de hand liggend adres uit te reiken. Aangezien er geen bewijs was dat de dagvaarding op het juiste adres was betekend, vernietigde de Hoge Raad de bestreden uitspraak, behoudens voor zover het vonnis van de Rechtbank te Zutphen was vernietigd, en verklaarde de inleidende dagvaarding nietig. Dit arrest benadrukt het belang van zorgvuldige betekening in strafzaken en de noodzaak om te voldoen aan de wettelijke vereisten voor een geldige dagvaarding.