ECLI:NL:HR:2010:BK6677
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Hammerstein
- O. de Savornin Lohman
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Cassatie over beleggingsadviezen en bewijslevering door de bank
In deze zaak hebben [eiser] c.s. de Fortis Bank (Nederland) N.V. gedagvaard voor de rechtbank Rotterdam, waarbij zij vorderingen hebben ingesteld op basis van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De eisers vorderden onder andere de verstrekking van bandopnames en transcripties van telefoongesprekken die tussen november 1999 en september 2000 zijn gevoerd. Daarnaast vorderden zij schadevergoeding, inclusief buitengerechtelijke incassokosten en kosten voor expertises. De rechtbank heeft op 3 augustus 2005 de vorderingen van [eiser] c.s. afgewezen, waarna zij hoger beroep hebben ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. Het hof heeft op 26 maart 2008 het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.
Tegen deze beslissing hebben [eiser] c.s. cassatie ingesteld bij de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld en de conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman, die tot verwerping van het beroep strekte, in overweging genomen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en [eiser] c.s. veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de Bank zijn begroot op € 6.052,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar op 12 februari 2010.