ECLI:NL:HR:2010:BK6956
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- H.A.G. Splinter-van Kan
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Cassatie over beslag en eigendom van een personenauto
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een beschikking van de Rechtbank te Amsterdam, waarin het klaagschrift van de klaagster, die stelt de rechtmatige eigenaar van een personenauto te zijn, ongegrond is verklaard. De Hoge Raad behandelt de zaak naar aanleiding van een beschikking van 7 februari 2008, waarin de Rechtbank oordeelt dat de klaagster geen verdachte is, maar dat er voldoende aanwijzingen zijn dat de auto op naam van de klaagster is gesteld om de werkelijke eigendom af te schermen. De klaagster heeft het beroep ingesteld via haar advocaat, mr. C.F. van Drumpt, die middelen van cassatie heeft voorgesteld. De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en verwijzing naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage.
De Hoge Raad overweegt dat de Rechtbank de juiste maatstaf heeft toegepast bij de beoordeling van het klaagschrift en dat haar oordeel toereikend is gemotiveerd. De Hoge Raad leest de beschikking van de Rechtbank, waarin een regel is weggevallen, in samenhang met de overige inhoud en concludeert dat de Rechtbank voldoende heeft onderbouwd dat de klaagster niet als eigenares van de auto kan worden aangemerkt. De Hoge Raad stelt vast dat de niet-naleving van artikel 103, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering niet leidt tot nietigheid van het beslag, zoals door de klaagster is betoogd. De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt de beslissing van de Rechtbank.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 februari 2010.