ECLI:NL:HR:2010:BK8611
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- C. Schaap
- J.W.M. Tijnagel
- A.H.T. Heisterkamp
- M.W.C. Feteris
- Rechtspraak.nl
Baatbelasting en herinrichting binnenstad Breda
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem. De zaak betreft een aanslag in de baatbelasting die aan belanghebbende, X6 B.V., is opgelegd voor het genot van onroerende zaak J-straat 2 te Q. De aanslag, ter hoogte van ƒ 294.841,30, werd na bezwaar door het hoofd van de afdeling belastingen van de gemeente Breda gehandhaafd. Het Gerechtshof verklaarde het beroep ongegrond, maar deze uitspraak werd door de Hoge Raad in eerdere arresten vernietigd, met verwijzing naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage en later naar het Gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling.
Het Hof te Arnhem verklaarde het beroep gegrond en vernietigde de aanslag. Het College ging in cassatie tegen deze uitspraak. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof bij zijn beoordeling van de voorzieningen in het heringerichte gebied niet onjuist had geoordeeld. De Hoge Raad bevestigde dat een wijziging of vervanging van bestaande voorzieningen kan worden aangemerkt als een voorziening in de zin van artikel 222, lid 1, van de Gemeentewet, mits dit leidt tot een verbetering van de bestaande voorzieningen. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond en veroordeelde het College in de proceskosten van belanghebbende, vastgesteld op € 644.
De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt de noodzaak om bij het opleggen van baatbelastingen rekening te houden met de wezenlijke veranderingen in voorzieningen en de mate waarin deze veranderingen tot verbetering leiden. De beslissing van het Hof dat er geen wezenlijke verandering was in de voorzieningen werd door de Hoge Raad bevestigd, wat de basis vormde voor de ongegrondverklaring van het cassatieberoep.