ECLI:NL:HR:2010:BL0837

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/00128
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering van de benadeelde partij in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, waarbij de benadeelde partij [benadeelde partij 1] een vordering tot schadevergoeding had ingediend. De verdachte, geboren in 1981 en ten tijde van de aanzegging gedetineerd, was betrokken bij een geweldsdelict op 30 november 2006 in Alkmaar, waarbij hij samen met een ander openlijk geweld heeft gepleegd tegen een auto. De benadeelde partij vorderde een schadevergoeding van € 1.350,-, maar het Hof heeft de vordering slechts gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van € 800,-. De verdachte heeft in hoger beroep verklaard dat hij samen met een medeverdachte de schade aan de auto heeft vergoed. De Advocaat-Generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest voor zover het de vordering van de benadeelde partij betreft, maar tot verwerping van het beroep voor het overige. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof zijn beslissing tot toewijzing van de vordering onvoldoende heeft gemotiveerd, en dat de grondslag van de vordering in zoverre is komen te ontvallen. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de beslissing op de vordering van de benadeelde partij en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam voor herbehandeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep voor het overige, en concludeert dat de middelen van cassatie niet tot vernietiging kunnen leiden, omdat deze niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

9 november 2010
Strafkamer
nr. 09/00128
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 28 oktober 2008, nummer 23/002435-07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Noord-Holland Noord, Huis van Bewaring Zwaag" te Zwaag.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft hebben mr. B.P. de Boer en mr. A.J. van der Velden, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest doch alleen voor zover het de gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] betreft en de hieraan gekoppelde schadevergoedingsmaatregel, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
1.2. Mr. B.P. de Boer heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2. Beoordeling van het eerste middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling(zie HR 2 februari 2010, LJN BK0910).
3. Beoordeling van het tweede middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beoordeling van het derde middel
4.1. Het middel klaagt dat het Hof de beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] in het licht van het ter terechtzitting gevoerde verweer ontoereikend heeft gemotiveerd.
4.2. Ten laste van de verdachte is onder 2 bewezenverklaard dat:
"hij op 30 november 2006 in de gemeente Alkmaar met een ander aan de openbare weg, Robijnstraat, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een (personen)auto, Opel Astra, kenteken [AA-00-BB], welk geweld bestond uit het inslaan van de ruiten van die auto met een honkbalknuppel en het met een mes stuksteken van de autobanden van die auto en het schoppen tegen de auto, waarbij hij opzettelijk de banden van die auto heeft vernield."
4.3. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt het volgende in:
"De voorzitter deelt mede dat de benadeelde partij [benadeelde partij 1] zich in hoger beroep heeft gevoegd met een vordering tot schadevergoeding tot een bedrag van € 1.350,-. (...)
De verdachte verklaart, zakelijk weergegeven:
Samen met [betrokkene 1] heb ik de autoschade betaald. Wij hebben ieder 400 euro aan [benadeelde partij 1] betaald."
4.4. Het Hof heeft de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] toegewezen tot een bedrag van € 800,- en aan de verdachte voor hetzelfde bedrag een schadevergoedingsmaatregel opgelegd ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]. Het Hof heeft daaraan de volgende overwegingen ten grondslag gelegd:
"De benadeelde partij als bedoeld in artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering heeft zich overeenkomstig artikel 51b van dat Wetboek in het onderhavige strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade als gevolg van het aan verdachte onder 1 en 2 tenlastegelegde.
Een gedeelte van de vordering is in eerste aanleg toegewezen. De benadeelde partij is voor het overige niet ontvankelijk verklaard in haar vordering.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep op de voet van artikel 421, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering gevoegd met een vordering van EUR 1350,- zoals door haar ook in eerste aanleg is gevorderd.
Het hof is van oordeel dat het hierna te noemen gedeelte van de vordering van de benadeelde partij van zo eenvoudige aard is, dat dit zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezenverklaarde rechtstreeks schade heeft geleden. De vordering van de benadeelde partij zal dan ook tot na te melden bedrag worden toegewezen.
Het hof is van oordeel dat het overige gedeelte van de vordering van de benadeelde partij niet van zo eenvoudige aard is, dat dit zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Dit kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht. Het hof zal de benadeelde partij in zoverre daarin dan ook niet ontvankelijk verklaren.
Het hof acht voorts termen aanwezig om, als extra waarborg voor betaling van (het toegewezen gedeelte van) de vordering van de benadeelde partij, de verdachte die naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht, de verplichting op te leggen tot betaling van na te melden bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer."
4.5. Bij de aan de Hoge Raad gezonden stukken van het geding bevindt zich een "voegingsformulier" van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]. Dit formulier behelst als opgave van de materiële schade een bedrag van € 800,- ter vergoeding van schade aan de auto en € 50,- ter vergoeding van schade aan kleding, en als opgave van de immateriële schade een bedrag van € 500,-.
4.6. Gezien de inhoud van het voegingsformulier moet het ervoor gehouden worden dat het Hof de vordering van de benadeelde partij heeft toegewezen voor zover deze betrekking heeft op de schade aan de auto. Het onder 4.3 weergegeven verweer kan bezwaarlijk anders worden verstaan dan dat het ertoe strekt dat de door de benadeelde partij geleden schade aan de auto reeds is vergoed, zodat de grondslag aan de vordering in zoverre is komen te ontvallen. Het Hof had derhalve zijn beslissing tot toewijzing van de vordering nader moeten motiveren. Het middel is terecht voorgesteld.
5. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
6 Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] en de ten behoeve van hem aan de verdachte opgelegde schadevergoedingsmaatregel;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren W.M.E. Thomassen en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken op 9 november 2010.