ECLI:NL:HR:2010:BL3283
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- J.C. van Oven
- W.A.M. van Schendel
- C.A. Streefkerk
- A. Hammerstein
- Rechtspraak.nl
Cassatie over onteigeningsrecht en schadeloosstelling bij vervroegde onteigening
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 april 2010 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over onteigeningsrecht. De Gemeente Den Haag was eiseres tot cassatie en [verweerder] was de verweerder in cassatie. De zaak betrof een vervroegde onteigening van onroerend goed dat toebehoorde aan de Gemeente, waarin een onderneming werd gedreven. De centrale vraag was of de schadeloosstelling correct was vastgesteld op basis van het liquidatietarief aan de huurder van het onteigende goed, met toepassing van de kapitalisatiefactor 7, zoals voorgeschreven in artikel 42 lid 1 van de Onteigeningswet en artikel 7:290 van het Burgerlijk Wetboek.
De Hoge Raad heeft de klachten van de Gemeente over de berekening van de schadeloosstelling verworpen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de verhoging van de jaarwinst met kosten van rechtsbijstand niet in mindering mocht worden gebracht op de vergoeding voor inkomensschade. Ook de rentelasten die voortvloeiden uit noodzakelijke extra financiering voor de ontslagvergoeding werden door de Hoge Raad aangemerkt als onteigeningsgevolg. De Hoge Raad oordeelde dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De Hoge Raad heeft de Gemeente in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op € 374,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Tevens werd [verweerder] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van de Gemeente, begroot op € 68,07 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, J.C. van Oven, W.A.M. van Schendel en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door raadsheer A. Hammerstein.