ECLI:NL:HR:2010:BL3587
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid derdenverzet in Antillenzaak
In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gebracht, betreft het een cassatieberoep van [eiser] tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba. Het hof had op 13 november 2007 uitspraak gedaan in de zaak AR 920/06 - H 184/07, welke volgde op een eerder vonnis van het gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen van 26 februari 2007. De Hoge Raad verwijst naar deze eerdere vonnissen voor het verloop van het geding in feitelijke instanties.
De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het derdenverzet ex artikel 287 RvNA beoordeeld, in het licht van artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De advocaat van [eiser], mr. P. Garretsen, heeft de zaak toegelicht, terwijl [verweerster] niet is verschenen en geen verweerschrift heeft ingediend. De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot was om het cassatieberoep te verwerpen.
De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en [eiser] in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van [verweerster] zijn begroot op nihil. De raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, W.A.M. van Schendel en C.A. Streefkerk hebben de uitspraak gedaan, waarbij W.A.M. van Schendel de uitspraak in het openbaar heeft gedaan op 19 maart 2010. De in de middelen aangevoerde klachten konden niet tot cassatie leiden, en verdere motivering was niet nodig, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.