ECLI:NL:HR:2010:BL3592

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/02834
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de waarde van onroerende zaken en afsluitbaarheid

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van het college van burgemeesters en wethouders van de gemeente Hardenberg tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem. De zaak betreft de waardering van een onroerende zaak, gelegen aan de a-straat 1a te Z, voor het tijdvak van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2006. De heffingsambtenaar had de waarde vastgesteld, maar na bezwaar van de belanghebbende werd deze waarde gehandhaafd. De Rechtbank te Zwolle-Lelystad verklaarde het beroep ongegrond. Hierop volgde hoger beroep bij het Hof, dat de uitspraak van de Rechtbank vernietigde en het beroep gegrond verklaarde, waardoor de beschikking van de heffingsambtenaar werd vernietigd.

Het College stelde beroep in cassatie in tegen de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad beoordeelt de middelen die in cassatie zijn ingediend. Een van de middelen betrof de vraag of een gedeelte van een gebouw als afsluitbaar kan worden beschouwd, enkel omdat het relatief eenvoudig afsluitbaar is. De Hoge Raad oordeelt dat de enkele mogelijkheid tot afsluitbaarheid niet voldoende is; bepalend is de feitelijke toestand van het gebouw. De Hoge Raad concludeert dat de middelen niet tot cassatie kunnen leiden en verklaart het beroep ongegrond.

De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is openbaar uitgesproken op 12 februari 2010. Tevens is er een griffierecht van € 448 opgelegd aan de Gemeente Hardenberg.

Uitspraak

Nr. 09/02834
12 februari 2010
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van het college van burgemeesters en wethouders van de gemeente Hardenberg te Hardenberg (hierna: het College) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 3 juni 2009, nr. 07/00427, betreffende een ten aanzien van X te Z (hierna: belanghebbende) genomen beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken.
1. Het geding in feitelijke instanties
Ten aanzien van belanghebbende is bij beschikking de waarde van de onroerende zaak a-straat 1a te Z voor het tijdvak 1 januari 2005 tot en met 31 december 2006 vastgesteld.
Na door belanghebbende daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar van de gemeente Hardenberg bij uitspraak de waarde gehandhaafd.
De Rechtbank te Zwolle-Lelystad (nr. AWB 06/1391) heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank vernietigd, het beroep gegrond verklaard, en de uitspraak van de heffingsambtenaar en de beschikking vernietigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Het College heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van het middelen
3.1. Het vierde middel berust onder meer op de stelling dat een gedeelte van een gebouwd eigendom redelijk afsluitbaar is indien sprake is van een tussendeur die op relatief eenvoudige wijze kan worden voorzien van een deurslot. Echter, de enkele omstandigheid dat een gedeelte van een gebouwd eigendom op relatief eenvoudige wijze afsluitbaar gemaakt zou kunnen worden, brengt niet mee dat dit gedeelte afsluitbaar is. Bepalend is de toestand waarin het gebouwd eigendom in feite verkeert. Het middel faalt in zoverre.
3.2. Ook voor het overige kunnen de middelen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.W. van den Berge als voorzitter, en de raadsheren A.H.T. Heisterkamp en M.W.C. Feteris, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 12 februari 2010.
Van de Gemeente Hardenberg wordt ter zake van het door het College ingestelde beroep in cassatie een griffierecht geheven van € 448.